Bron: #Dwars door de buurt – editie 250
Iedereen in Oost komt regelmatig langs het politiebureau Linnaeusstraat. Meestal op de automatische piloot. Maar wat weten we eigenlijk van de historie? Ter gelegenheid van Dwars 250 doken we in de archieven en spraken met oudgedienden, brigadiers Martin, Peter en Natasja.

Het politiebureau op nummer 111 staat er sinds 2003. Martin: ‘Oudere buurtgenoten kennen nog wel ons oude gebouw, hiernaast op nummer 121.’ Peter: ‘Ja, daar is alles begonnen.’ Natasja lacht: ‘En wij ook.’ Het pand, tegenwoordig behuisd door club Abbey, een ouder/kind hang-out, was in 1885 gebouwd als dienstwoning voor de adjunct-ingenieur van de Oostergasfabriek en werd in 1924 politiebureau. Onze brigadiers hebben nog levendige herinneringen aan de tachtiger- en negentiger jaren aldaar.
Houtje touwtje
Peter (62): ‘Het was zo’n andere tijd. Omdat we kleiner behuisd waren en met de helft minder collega’s, hooguit 75, kende je elkaar beter.’ Martin (58): ‘Maar ook de meeste criminelen. Dat waren toen vooral witte Nederlanders en vaak buurtgenoten.’ ‘Precies, we kenden onze Pappenheimers.’ Natasja (51): ‘Het hele basisteam was vooral blank, al waren er, toen ik kwam, ook een paar Surinaamse collega’s en een pittig Marokkaans vrouwtje. Die vond ik zo leuk.’
Peter: ‘Vrouwen waren op twee handen te tellen.’ Natasja: ‘Ja, een mannenwereld. Ik vond dat niet erg, maar wel stom dat bijna iedereen het not done vond als twee vrouwen de noodmelding gingen doen, terwijl we hetzelfde werden opgeleid. Er was trouwens maar één toilet voor tachtig mensen, ongelooflijk.’ Martin: ‘En dan die arrestantenvertrekken en cellen. Ze konden gewoon door de ramen zien en horen wat we aten en bespraken.’ Natasja: ‘Ja, echt houtje-touwtje. Maar intiem en gezellig. Nu zitten we er professioneler bij, maar wel wat zakelijker.’

Liquidaties en straatroven
In de tachtiger- en negentiger jaren werkten de politiemedewerkers van alle basisteams in Amsterdam altijd met vaste groepen. Iedereen kende elkaar en kon snel te hulp schieten. Het was de tijd van liquidaties van drugscriminelen als Klaas Bruinsma, straatroven, vechtpartijen, auto- en woninginbraken en invallen in junkenpanden. Een andere wereld en overzichtelijker, want nogal wat criminelen kwamen uit de buurt. Peter: ‘Hele families in de Transvaal leefden van de straatroven hier en door het hele land. Velen zijn inmiddels overleden of verdwenen.’ Natasja: ‘Of ze hielden ermee op en kwamen op het rechte pad toen ze zelf gezinnen stichtten. Ze gingen vooral op de vuist of er vloog een barkruk door een café. En wij hadden alleen een wapenstok en vuurwapen, geen pepperspray, taser of kogelwereld vest. Ik zie nog voor me hoe we bij het Krugerplein gewoon op een motorkap lagen te stoeien. Messen en vuurwapens zoals nu, zag je nauwelijks. Ja, soms een paar messen bij incidenten met groepen in disco’s, zoals bij de Spaklerweg op zaterdagavonden, maar daar was je op voorbereid. Tegenwoordig zijn er geen vaste teams meer, en de bureaus groter, dus ken je elkaar minder.’
Martin: ‘En we hebben alleen nog dagverblijven voor kleine vergrijpjes of verwarde mensen. Maar cellen bij de bureaus zijn verboden sinds kraker Hans Kok in zijn cel was overleden. Eerst werd de politie er nog op aangekeken, maar uiteindelijk bleek het een gevolg van een overdosis. Nu zijn er aparte cellencomplexen met talloze regels.’ Peter: ‘Ik weet nog hoe we onder de indruk waren toen in het oude bureau een arrestant zich in zijn cel had verhangen. Vlak naast onze kleine kantine…. dat is nu ondenkbaar.’
Zonder kogelwerend vest
Natasja herinnert zich een melding van een overval bij een voormalige bank op de Middenweg. ‘We gingen daar gewoon zonder kogelwerend vest met getrokken vuurwapens naar binnen. Dat mag tegenwoordig echt niet meer, want het kan zo een slachtpartij worden.’ Ook komt de gijzeling bij de Rembrandttoren naar boven. ‘Daar deden we het al beter. We lagen er buiten omheen met zware vesten aan en moesten doorgeven wat we aan beweging zagen. Binnen waren immers mensen en de gijzelnemer met wapens en explosieven. Uiteindelijk betrof het een verwarde man die een protestactie tegen Philips voerde, maar in de verkeerde toren was beland. De stakker heeft zich ter plekke gesuïcideerd.’ Peter en Martin: ‘Ja veel heftige incidenten toen, want twee jaar later, hier verderop, de moord op Theo van Gogh. Ons hele bureau ging op jacht. Op zoek naar de dader en getuigen verhoren.’
Hé, dat is mijn bank
Anders zorgelijk vinden onze brigadiers het soort incidenten van deze tijd. Steeds meer verwarde mensen en junks op straat. Peter: ‘Heel triest, want dat komt mede door onszelf. We halen de Oost-Europeanen hierheen voor werk. Maar als dat stopt, staan ze op straat en dan gaat het vaak fout. En de GGZ kampt met te lange wachtlijsten.’ Martin: ‘En er lopen steeds meer mensen zèlf met een vuurwapen, mes of explosief rond en er worden alsmaar jongere gastjes geronseld. Dus meer onschuldige slachtoffers en zelfs vergismoorden. Ook zijn er meer geïsoleerde ouderen.’ Natasja: ‘Laatst trof ik, via een melding, rond 01 uur ’s nachts een oud verward mannetje die verkleumd rondzwabberde bij het Amstelstation. Hij wist niet eens meer hoe ie heette en ik vond geen label in zijn kraag van een zorginstelling. Ik zette hem eerst maar eens in mijn auto en vond uiteindelijk zijn straatnaam in ons systeem, en, ja, die kwam hem bekend voor. Maar daar gekomen, geen sjoege. Uiteindelijk vond ik in zijn zak een sleutelbos en ja, die paste. De man bij binnenkomst, helemaal verrast: ‘Hé, dat is mijn bank!’ Ach… zo’n man moet zorg hebben, maar ook daar wachtlijsten, dus maar snel de wijkagent ingeschakeld.’

Nog nauwelijks broek versleten
In het huidige politiebureau huizen inmiddels ruim 160 medewerkers waaronder meer mensen met een niet Nederlandse achtergrond. Ook is het aantal mannen en vrouwen tegenwoordig nagenoeg gelijk en zijn er recent veel jonge instromers gekomen. Peter: ‘Veel beter. Bovendien, het klinkt ouderwets, werken vrouwen vaak meer de-escalerend. Daarbij is de jongste generatie digitaal sneller. Dat is hard nodig nu onze jeugd meer gepest en negatief beïnvloed wordt via de sociale media. Wel zijn ze onervarener als ze beginnen, want minder degelijk en anders opgeleid. Waar wij vroeger de buurt van binnen en buiten kenden en meteen zagen als er iets niet klopte en net zo makkelijk kletsten met criminelen als koopmannen, staan zij eerder op hun telefoon te zoeken. En ze hebben meer noten op hun zang, dan willen ze bijvoorbeeld na een jaar al door naar de recherche en zien ze niet dat ze met het zware werk nog nauwelijks een broek versleten hebben. Wij kregen misschien ook meer kansen want we deden alles zelf: aanhouden, in de cel zetten, een verhoor afnemen en dagvaarding regelen. Daar leer je van.’
De toekomst
‘We zullen hard aan de slag moeten vanwege de toenemende cybercriminaliteit. En voor de jeugd die vaker door de sociale media in de criminaliteit belandt. Dat betekent in contact blijven met buurten, scholen en zorginstellingen en voorlichting en preventie bieden. Ook het probleem van de verwarden en junks moet breder aangepakt. We hebben al ons maandelijkse zorgstraatproject met hulpverleners die klaar staan om aangehouden mensen in zorg te krijgen (Zie: Op heterdaad naar de Zorgstraat). Tot nu toe lukt het ons elke keer om een paar daar ‘binnen te krijgen’. We worden steeds bedrevener. Qua cybercriminaliteit zijn we best ver in vergelijking met andere Europese landen. Elke tijd kent zijn problemen, maar wij hebben nog altijd een prachtig vak.’ #
Carolien Gevers
Geef een reactie