Bron: #Dwars door de buurt – editie 223
Eén keer per week wandel ik in park of buurt met mensen die ondersteuning kunnen gebruiken en mijn golden retriever loopt dan mee. Dit is zo gekomen omdat de Regenboog Groep vrijwilligers met een hond zocht voor ‘Dier en vriend’.
Bij de ingang van het Oosterpark staan twee mannen, meters uit elkaar te wachten, net als ik, tot een enthousiaste jonge meid op ons afkomt. ‘Sorry, dat ik alweer te laat ben!’ roept ze ons van verre toe en begroet Gerrit, die verderop staat en Govert, die op ons toe komt lopen. Op anderhalve meter maken we kennis en als ik zeg dat mijn hond Bo heet, probeert Govert meteen contact met hem te leggen.
Kwijnende bomen
‘Zullen we het park ingaan en daar verder praten?’ Zo gaan we op pad. Omdat de jongedame het park niet goed kent, vraagt ze me om de route te bepalen en lopen we richting het Slavernijmonument.
‘Wat hebben we toch een waardeloze zomer,’ zegt ze en mijn antwoord daarop is: ‘Voor de bomen in het park niet. De meeste herleven bij deze temperaturen en de nattigheid.’ Daarop laat ik hen kwijnende en dooie bomen zien en neem het drietal mee naar een oude populier, waar we onder gaan staan. ‘Als je dicht bij de stam omhoog kijkt en je kunt door de bladeren de lucht niet zien, dan is een boom in topconditie.’
Na een half uur wandelen vertrekt de enthousiaste jonge meid die de wandelgroep coördineert en laat ons weten dat we na een uur wandelen een consumptie op kosten van de Regenboog groep mogen gebruiken.
Ik vertel Gerrit en Govert over de geschiedenis van het park en wijs hen op wat er groeit, bloeit, vliegt of zwemt en beetje-bij-beetje hoor ik over hun verleden en situatie. Govert is vanuit Zuid Afrika naar hier gekomen, woont in een kliniek en Gerrit vindt dat hij door zijn jeugd veel gemist heeft.
Paraplu voor ooievaars
Tijdens wandelingen die we maken door Betondorp langs vele kunstwerkjes op gevels, het liefelijke kerkje, mooie voortuintjes, maar nog te veel met tegels, zien we een ooievaar die op de toren aan de Sikkelstraat al vele jaren broedt, hoog boven ons hoofd op de thermiek rondjes zweven. Ik vertel ze dat het voor de jongen van de ooievaars geen goede tijd is geweest: te nat, te koud, waardoor ze sterven aan longontsteking.
‘Toen ik gids was in Natuurpark Lelystad, werden de jongen in het ooievaarsbroedstation met paraplu’s afgeschermd als we een nat voorjaar hadden. Daar waren lange ladders en moedige mensen voor nodig.’
Govert en Gerrit vertellen over hun leven als ik daarnaar vraag tijdens onze wandelingen in het Oosterpark en op Park Frankendael en via het Ajaxpad richting station Diemen naar het oerbos dat is gegroeid op de resten van het oude sportpark. Op hun vragen over mijn leven geef ik antwoord en ik hoor mezelf daarin vaak de natuur erbij halen.
Gekwaak
Wanneer we langs het slootje dat langs tuinpark Nieuwe Levenskracht loopt, wandelen en groene kikkers zich luid laten horen, zeg ik dat ik me gelukkig voel door hun gekwaak. ‘Waardoor komt dat?’, vraagt Govert. ‘Toen ik hier twintig jaar geleden kwam wonen, werd ik vroeg in de ochtend gewekt door kikkers en drie jaar later lieten ze zich niet meer horen. Nu zijn ze terug en dat betekent dat het water schoner is. Ik hoop dat ik snel weer door kikkers word gewekt en dat in een stad…’
In alle gesprekken die we voeren, de pijn die daarin naar boven komt, probeer ik Govert en Gerrit af te leiden naar de schoonheid van ons groen. #
Dick Feenstra
Geef een reactie