Bron: Frank van Vuuren
Louwrens Voorthuijzen was visboer op de Dappermarkt en dacht dat hij de wederopstanding was van Jezus Christus. In de jaren ’60 kreeg hij een groot aantal volgelingen en stichtte een spraakmakende sekte.
De Dappermarkt in Oost kent vele beroemde en kleurrijke historische figuren. Karel Appel knipte er haar in de kapperszaak van zijn vader, schrijver Nescio groeide er in de buurt op. Maar de meest markante is toch wel Louwrens Voorthuijzen, alias Lou de Palingboer. In de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw verkondigde hij daar tussen het verkopen van gerookte aaltjes door vanuit zijn viskraam dat hij de wedergeboorte van Jezus was. En, ongelofelijk maar waar: langzaam maar gestaag groeide er een vaste schare volgelingen rondom Louwrens, de Lou-mensen. De sekte van Lou de Palingboer zorgde in die jaren voor veel opschudding, in Nederland maar ook daarbuiten.
Boerenzoon Louwrens wordt in 1898 geboren in een streng religieus gezin van 13 kinderen. Hij groeit op in Breezand, een klein dorp even onder Den Helder. Hij trouwt op zijn 26e met Trijntje Tiel en wordt visser. De ongeschoolde, diepgelovige Lou is lid van de pinkstergemeente, waar hij al snel opvalt door zijn bijbelkennis en vlotte babbel. Naar eigen zeggen krijgt hij in 1927 een visioen dat hij pas 20 jaar later -Lou is dan inmiddels gescheiden en hertrouwd met de 16 jaar jongere Mientje Wiertz- interpreteert als het moment waarop duidelijk wordt dat hij de reïncarnatie van Jezus Christus is. Hij stopt met vissen en gaat achter een viskar staan op de Dappermarkt om daar de mensen luidkeels attent te maken op zijn bevindingen. Hij doet dit op onnavolgbare wijze in zijn zware West-Friese accent, opgeluisterd met humor en boerenslimme spitsvondigheden. Lou wordt een lokale beroemdheid.
Cultfiguur
In koffiehuis ‘Dapper’ op het Dapperplein gaat Lou na een lange werkdag door met het verkondigen van Gods woord, naar later blijkt zijn eigen woord want het duurt niet lang voordat Lou beweert niet Jezus te zijn maar god zelf. Zijn schare volgelingen groeit. Onder deze mensen, die zoals zij zelf zeggen ‘in Lou’ zijn, bevindt zich een rijke zakenman die voor Lou en zijn volgelingen een villa in Muiderberg koopt, het Witte Huis genaamd. Vanaf dan kan Lou zich volledig richten op het verspreiden van zijn evangelie. Hij houdt bijeenkomsten in Frascati en De Brakke Grond waar hij voor volle zalen predikt over zijn openbaringen. Er wordt een speciaal Lou-geloofsmagazine gepubliceerd en zijn volgelingen werven zelfs zieltjes in België en Duitsland. De media staan bol van verhalen over deze eenvoudige palingverkoper die beweert dat hij god is, Lou wordt een cultfiguur. Harry Mulisch schrijft over hem in één van zijn romans en de naam ‘Lou de Palingboer’ is in de jaren ’60 een begrip. Niet in het minst om de schijnbare onmogelijkheid van deze verlosser: met zijn kleine gestalte, half tandeloze mond en West-Friese accent lijkt Lou niet erg op een teruggekeerde Jezus.
God, vrouwelijke metgezellen en engelen
In het Witte Huis heerst een strakke hiërarchie, vastgelegd in een verhelderend papieren organogram: Lou is God, zijn vrouw Mien ‘de algemene moeder’. Daaronder bevinden zich 12 vrouwelijke metgezellinnen, die elk een poortengel hebben, die elk weer een engel hebben, daarnaast zijn er vier reserve-engelen. Ergens onderaan bevinden zich de mannen. De engelen zijn vaak vrouwen met mannen en gezinnen, dat levert regelmatig problemen op. Er volgen gebroken huwelijken en Lou is betrokken bij de verschillende echtscheidingszaken. De groep Lou-mensen komt flink negatief in het nieuws als een 14-maanden oud zoontje van één van hen overlijdt wegens gebrek aan medische zorg. Volgens Lou is medische zorg des duivels. Hij verdwijnt hierom precies één dag in de gevangenis. Een bijzonder onderdeel in het Witte Huis is het zogenaamde ‘aanliggen’. Hierbij mogen de vrouwelijke Lou-discipelen even met Lou knuffelen. Lou is god, en god is onsterfelijk. Daar zijn alle Lou-mensen heilig van overtuigd.
Het onmogelijke gebeurt
Lou zondert zich eind jaren ’60 steeds meer af van de rest van de woongroep, hij verblijft voornamelijk op de zolder van het Witte Huis. Van aanliggen komt weinig meer. Na weer gedoe rondom een echtscheiding verlaat de groep in 1968 het land en verhuist naar een villa in de Ardennen. Maar ook daar zondert Lou zich af. Hij is ziek. Maar medische zorg is de duivel, en bovendien is Lou god en dus onsterfelijk. Als Lou uiteindelijk echt duidelijk doodziek is wordt er toch een arts bij geroepen. Deze constateert een longontsteking en raadt aan onmiddellijk naar een ziekenhuis te gaan. Maar dat is niet nodig aangezien Lou onsterfelijk is. Op 23 maart 1968 echter sterft Lou de Palingboer. Zijn volgelingen zijn in totale verwarring en kunnen het niet geloven. Dagenlang blijven zij bij de dode Lou op en rond zijn bed zitten en proberen hem tot leven te wekken met hartmassage en vooral door zo actief mogelijk bij hem aan te liggen. Ook roepen ze ‘Lou, kom terug!’. Zodra dit steeds onaangenamer wordt en onomstotelijk duidelijk wordt dat Lou dood is en nooit meer levend wordt melden zijn volgelingen zijn dood bij de gemeente. Lou wordt halsoverkop begraven in het Belgische plaatsje Sclayn.
Lou leeft voort
Ook na zijn dood blijft een klein deel van de Lou-mensen in Lou. Vrouw Mientje vertrekt samen met een aantal volgelingen naar Spanje. In Nederland blijven een aantal volgelingen het Lou-evangelie prediken op avonden die soms door enkele belangstellenden bezocht worden. In een documentaire van Andere Tijden uit 2005 verschijnt Mien met een aantal Lou-aanhangers. Op de vraag van de interviewer waar Lou dan is nu hij dood is antwoorden zij: ‘Lou is dood, maar niet weg van deze aarde. Mientje heeft de ik van Lou.’ In 1998 verschijnt een toneelstuk over Lou, ‘God’s palingboer’ en in 2006 een musical ‘Visser naast god, een palingboer als messias’.
Hans Joachim Berg zegt
Wo ist Mientje heute ? Und wo ist Ihr Sohn Jantje ?