Bron: #Dwars door de buurt – editie 234
Geleerden en straatnamen rond het Oosterpark – deel 05
Jan Swammerdam en Antonie van Leeuwenhoek waren pioniers in de wondere wereld die met microscopie zichtbaar wordt. Hun namen leven voort in het ‘Swammerdam Institute for Life Sciences’ op Science Park en het ‘Antoni Van Leeuwenhoek´ Instituut/AVL-Ziekenhuis. De Swammerdamstraat en de Leeuwenhoekstraat liggen in de Weesperzijdestrook achter de Hogeschool van Amsterdam.
Naast de hoofdingang van Artis Museum is Micropia gevestigd. In deze unieke tentoonstelling wordt de wondere wereld ontsloten van leven dat met het blote oog onzichtbaar is. Jan Swammerdam en Antonie van Leeuwenhoek maakten die zichtbaar. En hier kunnen jong en oud in hun sporen treden om de volle glorie van het kleine leven te verkennen, te begrijpen en er zich over te verbazen.
Rode bloedlichaampjes
Voor de mens van nu spreekt Swammerdams ontdekking van de rode bloedlichaampjes in 1658 wellicht het meest aan. Bloed bleek onder zijn microscoop geen rode vloeistof maar een vloeistof stampvol met eenvormige rode afgeplatte ronde lichaampjes. Dit riep vragen op waar pas veel later antwoorden op gekomen zijn. Swammerdams proefschrift bij de afronding van zijn geneeskundestudie behandelde het mechanisme van de ademhaling bij mens en dier. Toch heeft hij de nu algemeen bekende functie van de rode bloedlichaampjes voor het zuurstoftransport door het lichaam nooit kunnen bevroeden.
Spermatozoën
Van Leeuwenhoek was de eerste die het microscopisch kleine leven van bacteriën (eencelligen zonder celkern) en protozoa (beweeglijke eencelligen met celkern) waarnam in watermonsters uit regengoten, bronnen en meertjes. Als gedreven microscopisch hobbyist observeerde en beschreef hij uiterst nauwkeurig al het leven dat hij zag. Hij ontdekte rode bloedlichaampjes in de haarvaten van weefsels waarmee hij het concept van de bloedsomloop een anatomische bevestiging verschafte. In het zaad van de mannelijke geslachtsorganen van insecten, honden en mensen trof hij spermatozoën aan en hij kende deze een rol bij de voortplanting toe. De gedachte dat uit dode materie leven kan voortkomen bestreed hij met kracht.
Jan Swammerdam (1637-1680) en Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) bereikten hun volwassenheid in een periode van ongekende economische, wetenschappelijke en culturele bloei; maar ze verschilden totaal in hun aansluiting op deze verworvenheden. Van Leeuwenhoek was weliswaar ruim vier jaar ouder, maar door zijn geheel andere levensloop wordt hij gezien als degene die het stokje van de microscopische bestudering van de natuur van Swammerdam overgenomen heeft.
Elite van Amsterdam
Swammerdams vader was apotheker op de Oude Schans in Amsterdam en genoot bekendheid vanwege zijn natuurhistorische verzameling. Swammerdam studeerde geneeskunde in Leiden en hing de destijds nieuwe natuurfilosofie van René Descartes aan. De uitvinding van verrekijker en microscoop, waarbij namen van Middelburgse en Alkmaarse brillenslijpers genoemd worden, had zo’n vijftig jaar eerder plaatsgevonden. Technische verbeteringen aan de optica, de kwaliteit en de opstelling van de lenzen hadden de eerste decennia van de microscoop de meeste aandacht gevraagd. Tientallen jaren bleef de toepassing van de microscoop voor wetenschappelijk onderzoek achter bij die van de telescoop.
De telescoop maakte immers al snel na de uitvinding grote kosmologische ontdekkingen mogelijk. Swammerdam nam via Johannes Hudde (1628-1703) kennis van optische verbeteringen aan de gangbare, uit verschillende lenzen samengestelde microscopen. Door Hudde kwam Swammerdam in contact met de absolute stedelijke elite. Hudde, een koopman, vervulde negentien maal het burgemeestersambt van Amsterdam, had bestuursfuncties bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie en koesterde wetenschappelijke interesses. Ook naar Hudde is een straat vernoemd; de Huddestraat ligt ongeveer in het verlengde van de Swammerdamstraat aan de overkant van de Singelgracht.
Anatomie van een luys
De kleine twintig jaar van zijn wetenschappelijke werkzame leven wijdt Swammerdam aan het vastleggen van zijn microscopische waarnemingen bij vergrotingen tot ongeveer dertigmaal. De mogelijkheden van de microscoop voor wetenschappelijk onderzoek komen eerst bij hem tot hun volle recht. Hij werkt nooit als arts want dankzij een ouderlijke toelage kan hij onderzoek doen. Zijn microscopisch onderzoek richt zich ook op materiaal van menselijke organen, maar vooral insecten hebben zijn belangstelling.
In 1669 verschijnt zijn Historia Insectorum Generalis ofte Algemene Verhandeling van de Bloedeloose Dierkens. Swammerdam geldt daarmee als stamvader van de entomologie / insectenleer. Ondanks een betrekkelijk kort werkzaam leven wordt hij door deze publicatie beschouwd als een van de grootste geleerden van zijn tijd. Op 36-jarige leeftijd vindt een ommekeer in zijn leven plaats en eindigt zijn wetenschappelijke carrière. Hij sluit zich dan aan bij een religieuze gemeenschap in Frankrijk.
Herman Boerhaave bracht in 1737 een verzameling van Swammerdams getekende microscopische waarnemingen uit onder de titel Bijbel der Natuure. De wondere wereld van de natuur wordt met dit boek als goddelijke openbaring naast de bijbel gesteld. Een fraai voorbeeld van Swammerdams religieuze begeestering bij zijn onderzoek komt tot uiting in een zinnetje uit een van zijn brieven: ‘Ik presenteer U alhier den almagtigen vinger Gods in de anatomie van een luys’.
Amsterdam kent ook een Jan Swammerdambrug, de wandel / fietsbrug over het Jacob van Lennepkanaal tussen Eerste Constantijn Huygensstraat en Bilderdijkkade vlakbij de vroegere locatie van het Swammerdam Instituut.
Stamvader
Antoni van Leeuwenhoek werd geboren in Delft. Als achternaam besloot hij al jong Van Leeuwenhoek te gebruiken, geïnspireerd door de ligging van zijn geboortehuis op een hoek bij de Leeuwenpoort. Zijn levensverhaal spant zich uit over bijna 91 jaren. Zonder een formele hogere opleiding ontwikkelde hij een grote belangstelling voor de exacte vakken en kreeg hij als adolescent een praktijkopleiding tot boekhouder bij een Schotse lakenhandelaar in Amsterdam. Op 21-jarige leeftijd keerde hij terug in Delft als zelfstandig handelaar in textiel.
Tegen zijn dertigste verwierf hij een vaste aanstelling op het stadhuis voor het regelen van zaken rond bestuur en rechtspraak en vindt hij meer tijd voor zijn hobby naast gezin en werk. Ook op zeer hoge leeftijd legt hij nog zijn waarnemingen neer in verslagen. In totaal heeft hij 375 schriftelijke bijdragen geleverd voor publicatie in de Philosophical Transactions van de Royal Society te Londen en 27 aan Les Memoirs du Académie des Sciences de Paris. Hij heeft zich gaandeweg opgewerkt van verweesde zoon van een ambachtsman tot man van groot internationaal wetenschappelijk aanzien en geldt als de stamvader van de bacteriologie.
270 maal groter
Van Leeuwenhoeks enthousiasme voor de microscopie deed hem een heel bijzonder eigen type microscoop bouwen, de enkelvoudige, heel kleine, zelfgeslepen lens met een uiterst kleine brandpuntafstand, die tussen twee plaatjes van de houder geklemd zit. Het Rijksmuseum Boerhaave en het Universiteitsmuseum Utrecht bezitten ieder een exemplaar, de vergroting van de laatste bedraagt wel 270 maal! De vergrotingen van de samengestelde microscopen van tijdgenoten gingen veel minder ver. Ongeloof over Van Leeuwenhoeks waarnemingen werd gelogenstraft tijdens controlebezoek vanuit Engeland. #
Antoni van Leeuwenhoeks inschrijving in het Delfts geboorteregister en die van Johannes Vermeer, de wereldberoemde schilder, verschillen slechts enkele dagen. Als vertegenwoordiger van het stedelijk gezag was hij curator in de nalatenschap van Vermeer.
Robert van Andel
Geef een reactie