Bron: Rogier Schravendeel
De geschiedenis van de Dapperbuurt – deel 01
Oetewaal
Het dorpje Oetewaal (Otewaal, Oetewael, Oetenwaal, Houtewa(a)(e)l) Oudewaal, Oudewael, Oltenwaal, Otterwaal), wordt al in 1308 genoemd in de rekeningen van het Graafschap Holland. Het dorpje ligt tussen het IJ de de Diemermeer (de latere Watergraafsmeer), ongeveer ter hoogte van Artis en het terrein van de Oranje Kazerne aan de Sint Anthoniedijk (later Zeeburgerdijk). Aan de oostzijde ligt ook een watertje, de Groote Braak, een eerdere doorbraak van het IJ. Tussen het dorp Oetewaal en Amsterdam ligt sinds 1402 het Leprozenhuis (Sint Nicolaas of Sint Antonie’s Gasthuis), dat overigens pas sinds 1500 daadwerkelijk met leprozen bevolkt schijnt te zijn geworden. Oetewaal wordt rond 1400 vanuit de oostzijde van Amsterdam bereikt vanuit de Sint Olofspoort, over een weg via Jan Witten Hofstede. Het wandelingetje vanuit Amsterdam naar Oetewaal moet destijds geliefd geweest te zijn. Ongedateerd onderstaand – verder vrij raadselachtig (mogelijk verwijzing naar latere roomtuintjes?) – rijmpje wijst hier op.
Wie kuyert ook naar Houtewael Om melk of room of zulk onthaal? Al zijn de dijkers klinkerts kuisch Men krimpt en komt bedrekt weer thuis.
Het dorpje bestaat sinds oudsher uit wat boerderijen, de Sint Annakerk, wat molens en er moet ook een herberg geweest zijn. Op de afbeelding hieronder van Abraham Rademaker, die mogelijk romantiserend is – want daterend uit 1727, toen Oetewaal al geruimte tijd verdwenen was – is goed te zien hoe Oetewaal direct aan zee gelegen is.
De burgers van Oetewaal hebben net als de burgers van andere dorpen in de omgeving al vroeg de plicht om de gezamenlijke zeedijk op orde te houden. In 1388, zo weten we uit de geschiedenisboekjes, wordt door Ruwaard Albrecht, Heer van Nieuwer-Amstel en Oetewaal, aan zeven schepenen de inspectie van de Sint Anthonisdijk opgedragen, van wie er altijd één vertegenwoordiger van het dorp Oetewaal is.
Oetewaal hoort in eerste instantie niet bij Amsterdam, maar bij Nieuwer-Amstel. Wel heeft het dorp een oud recht op Amsterdam, dat het tot in de zeventiende eeuw – tot aan het uitsterven van de laatste oorspronkelijke Oetewaalder- doet gelden. Dat is het recht om bij overlijden een uur lang uitgeluid te worden door de klokken van de Oude Kerk. Dit recht hadden de dorpelingen van Oetewaal bedongen vanwege hun bijdrage aan het bouwen van de toren van diezelfde Oude Kerk, die gereed kwam in 1566. Zij zouden vooral de funderingen hebben aangelegd, aldus oude verhalen. Vandaar dat Oetewaal in de geschiedenisboekjes wel een dorp van heiers is genoemd. Mogelijk zou de grond voor de Oude Kerk ook door Oetewaal ter beschikking zijn gesteld, alhoewel dat niet zeker is. Oetewaal moet ook een eigen dialect gehad hebben: het Houtewaels.
In 1529 koopt de inmiddels grote stad Amsterdam het dorp Amstelveen en de daarbij behorende dorpen en gehuchten. Daar hoort Oetewaal ook bij. Het dorp is sindsdien verplicht jaarlijks een zeer geringe bijdrage van veertien stuivers per jaar aan Amsterdam te betalen. In die tijd verhuurt het dorp stukken land aan Amsterdam voor het zogenaamde ‘laken ramen’. Hierbij wordt het laken op rechtop in de grond staande palen met dwarslatten gespannen, om op die manier naar een standaard maat gerekt te worden. Voor dit laken ramen was relatief veel grond nodig, die in de stad niet zonder meer beschikbaar was.
Oetewaal is een katholiek dorp, net zoals Amsterdam tot 1578 (jaar van de Alteratie) ook katholiek was. In 1573 wordt in Oetewaal door de Baljuw van Amstelland, Arend Ernst van Bassen, een aanhanger van de nieuwe religie, het protestantisme, verbrand. Dit leidt tot repressailles van de stijdtroepen van de nieuwe religie, de geuzen, die nog in hetzelfde jaar onder aanvoerderschap van Lumeij het dorp in brand steken. Oetewaal komt er maar moeilijk bovenop, ook vanwege haar positie net buiten de muren van de door de Spanjaarden belegerd Amsterdam. Na de Alteratie in 1578 verbiedt Willem van Oranje in 1581 nogmaals expliciet de Roomse eredienst in Amsterdam uit te oefenen. Katholieke Amsterdammers gaan daarom naar Oetewaal, waar in de Sint Annakerk nog steeds regelmatig de Heilige Mis wordt gelezen. Zie voor een afbeelding van Oetewaal rond 1600 hier boven. Voor de lokatie van het dorpje in 1637 zie onderstaand kaartfragment van Colon uit 1637.
Outersdorp weet zich na de troebelen van de burgeroorlog nog enigszins te herstellen (zie afbeelding hieronder uit 1634), maar het bloeit niet meer.
Waar de dijkdoorbraak van de zeedijk van 1624 al behoorlijke schade aanricht, is die van 1651 (zie afbeelding hieronder) dodelijk voor het dorp.
Bij de vierde uitleg van Amsterdam in 1663 komt Oetewaal daarom na afspraken met Nieuwe Amstel binnen de grenzen van Amsterdam en daarmee ook binnen de nieuwe Amsterdamse stadswallen te liggen. In ruil voor opheffing van Oetewaal wordt aan Nieuwer Amstel een strook land gegeven aan de rechter oever van de Amstel: het oostelijk deel van de Overamstelse polder (waarvan het westelijk deel bij Diemen behoort). Het dorp Oetewaal zelf is dan inmiddels verwoest en wordt niet meer opgebouwd. Tot 1721 blijft er nog een enkel boerenhuisje overeind, ergens tussen de Kadijken en de nieuwe plantage. Dat is het laatste stukje Oetewaal, waarvan Daniël Willink in zijn Amsterdamschen Buitensingel (1634) nog zingt:
Dit's Outewaal. Een naam der buurt, Die eertijds aan den Dyk gelegen Daar 't Zeenat bruyscht en woelt en schuurt Nu plaats heeft in de Stad gekreegen.
Wel wordt er na opheffen Oetewaal nog een gebrandschilderd raam van de kerk van Oetewaal overgebracht naar het Buitenlandvaarderskoor van de Amsterdamse Oude Kerk. Hierop zou een voorstelling van een oude historie of legende gestaan hebben. De glazen werden verwijderd in 1724. De statie van het Rooms Katholieke Oetewaalse Sint-Annakerkje zelf wordt in 1663 verplaatst naar Oostenburg en enkele jaren later naar huis De Ploeg op Kattenburg. We kennen ook nog enige namen van priesters uit deze periode. In de periode tot 1660 is dat de in dat jaar overleden Martinus Schellenburg. Opvolger is Reynier Ingels, die in 1673 overlijdt. Nog later komt het kerkje als Rooms Katholieke statie terecht op het Kattenburgerplein, en vanaf 1720 in pakhuis De Pool aan de tegenwoordige Prins Hendrikkade. Hierin zou volgens Wagenaar in de jaren 1740 nog het beeld van Sint Anna te zien zijn geweest uit de oude Annakerk te Oetewaal. Waar dat beeld gebleven is is onbekend. Uiteindelijk verhuist de parochie in 1899 naar de nieuw gebouwde Annakerk aan Wittenburgergracht 5. Deze kerk wordt gesloten in 1970 en gesloopt. De parochianen gaan voortaan naar de Bonifatiuskerk aan het Kastanjeplein, die voortaan Anna-Bonifatius heet en nog steeds – na fusie met de Gerardus Majellakerk in de Indische Buurt – actief is.
Het enige wat vandaag de dag – behalve de Anna-Bonifatiuskerk – nog over is van Oetewaal is de Oetewalerbrug aan de rand van de Watergraafsmeer, de Oetewalerstraat en het Oetewalerpad, alle drie behorend tot de (uitgebreide) Dapperbuurt. De Oetewalerweg tenslotte heet sinds 1878 Linnaeusstraat.
We eindigen dit artikel met enige prenten van Rembrandt, die graag naar Oetewaal liep en van het dorp aardig wat schetsen uit rond 1650 – vlak voor de verwoesting – heeft nagelaten.
Voor nog 2 verhalen over de geschiedenis van de Dapperbuurt ga naar:
► Geschiedenis van de Dapperbuurt, deel 2 Polder
► Geschiedenis van de Dapperbuurt, deel 3 Muiderbos
Geef een reactie