Bron: #Dwars door de buurt – editie 241
Wijkagent Dolf Dijkstra loopt door zijn geliefde Transvaalbuurt niet toevallig naar Servicepunt de Kraaipan. Nee, Dolf gaat daar, vergezeld door Dwars, naar een voorlichtingsbijeenkomst, die hij in samenwerking met de gemeente heeft georganiseerd. Al kletsend, in stevige tred, vertelt hij erover.
Op zijn dagelijkse wandeling heeft Dolf Dijkstra het druk; de een na de ander benadert hem en hij krijgt hartelijke boksjes. ‘Als wijkagent heb je dit contact nodig om je werk goed te doen, net zoals dat ik ook partners nodig heb op het gebied van de veiligheid en leefbaarheid voor elke buurtbewoner. Die voorlichtingsbijeenkomst straks gaat over veiligheid op straat. Naast mijzelf geven medewerkers van hulpverleningsinstellingen er een presentatie en dan vooral toegespitst op onze pubers op straat.’
‘Assalaam alaykoem,’ roept Dolf lachend naar een voorbijkomende man. ‘Hem ken ik goed, hij heeft het niet altijd makkelijk. En zo ken ik veel mensen vanuit bijzondere of moeilijke situaties. Ik kan je natuurlijk nooit meenemen naar een vechtpartij in een woning. Maar als buurtbewoners, hulpverleningsinstanties of woningbouwverenigingen me bellen, moet ik er wel heen. Kijk daar is de Kraaipan, het ontmoetingscentrum waar Dynamo, het buurtcentrum Amsterdam Oost, Cordaan en een dagcentrum voor ouderen in huizen.’
Historisch dieptepunt
Er kleeft een tragische geschiedenis aan het mooie architectonische gebouw uit 1903 dat naar een ontwerp van Berlage aan de Kraaipan- en Hofmeyerstraat is gebouwd. De ooit vreedzame thuishaven van een openbare en een Joodse basisschool tezamen, ontaardde in de Tweede Wereldoorlog in een door de Nazi’s opgelegde verzamelplek van joodse kinderen en docenten, die nagenoeg allemaal op transport werden gezet. Na binnenkomst geeft Dolf even een rondleidinkje: ‘Kun je je voorstellen dat hierboven, waar nu Cordaan huist, toen een geheime verzetskrant werd gemaakt? Nu is dit hele pand een ontmoetingscentrum van allerlei culturen, bizar toch!’ Even later, beneden: ‘Kijk daar zijn de anderen ook al.’
Wij, de opvoeders
In de centrale ontmoetingsruimte met open keuken klinkt een vrolijk gekakel van een twintigtal druk pratende vrouwen, de meesten van Arabische afkomst. Dolf begroet ze hartelijk, de presentatoren zoeken hun plek. Vanuit de keuken worden af en aan eigen gemaakte hapjes en drankjes aangevoerd. Iedereen heeft er duidelijk zin in. Als de Projectleider Jeugd en Veiligheid van de gemeente de bijeenkomst inleidt, wordt het stil. ‘Waar stopt overlast en begint jeugdcriminaliteit en wat kunnen we eraan doen?’ is de centrale vraag. Die wordt vervolgens toegelicht door een operationeel coördinator van de straatcoaches, een meidenstraathoekwerker van Permens, een ouder/kindadviseur van het Ouder- en Kindteam (OKT) en Dolf zelf. ‘Wie zijn eigenlijk de opvoeders van jullie kinderen?, vraagt hij en dat brengt levendige reacties teweeg. ‘Wij natuurlijk!’ met expressieve blikken, handgebaren en knipogen. Ondertussen delen vrouwen liefdevol hun lekkerste koekjes en Marokkaanse soep uit.
Vooral op straat
Iedereen is het erover eens dat de school eveneens een belangrijke opvoedende taak heeft en de straat, maar ja, daar leer je juist slechte dingen. Dolf vraagt door. ‘Wat zijn signalen van fout gedrag?’ ‘Criminele vrienden, spijbelen, onrust stoken, drugsgebruik’ wordt er geroepen. Naar voren komt dat veel moeders vaak niet weten waar en met wie hun kinderen uithangen. Ze zijn klein behuisd en hun puberkinderen zien hun vrienden vooral op straat. Allemaal keuren ze slecht gedrag af.
‘Dit is Amsterdam,’ roept er iemand. ‘Het is niet normaal hoe hier de toeristen allemaal heen komen om te blowen, maar hoe weet je of jouw kind dat doet?’ Dolf: ‘Goede vraag! Ik heb een andere rol als wijkagent dan de politiemannen die jullie rond zien rijden voor de noodhulp. Ik ben er niet in eerste instantie om bekeuringen te geven, maar juist om mee te helpen de veiligheid voor jullie kinderen te vergroten. Ik heb dan wel een vuurwapen, maar mijn belangrijkste wapen is mijn mond!! Maar ik kan het niet alleen. Ik heb jullie, opvoeders, nodig en deze sprekers/hulpverleners.’
Dure sportschoenen
‘Ik beantwoord die vraag daarom met een wedervraag. Wie van jullie heeft wel eens meegemaakt dat je puberzoon opeens thuiskomt met hele dure sportschoenen en dat je dacht…. Huh… hoe komt ie aan dat geld?’ ‘Door een baantje als bezorger?’ wordt geroepen. Dolf: ‘Met zulke baantjes verdien je niet veel, dus je moet je kinderen vooral vaak vragen stellen en zorgen dat je hun vrienden kent. Wij van de politie zien regelmatig dat jonge pubers geronseld worden, dat ze bijvoorbeeld gevraagd wordt een etenstasje ergens heen te brengen voor een aantal euro en dat in dat tasje dan gewoon drugs zitten. Als jullie kinderen met dure spullen thuis komen moet je helaas altijd achterdochtig zijn.’
‘Ik wil ook wel politievrouw worden,’ roept een grappige, meedenkende moeder. ‘Vroeger hadden we veel meer buurthuizen met activiteiten,’ zegt een ander. Dolf: ‘Klopt. Dat is heel jammer, want als je lekker bezig bent met kaarten of biljarten dan is dat beschermend voor de risico’s van de straat.’ ‘Ja, nu kom je op ons terrein,’ reageert de straatcoach coördinator. ‘Wij lopen veel rond in de buurt en proberen met dagelijkse kletsjes een band te krijgen met de hangjongeren en ze dan mee te krijgen naar bijvoorbeeld het Tugelahuis voor activiteiten. Gelukkig zijn die daar vaak nog wel. Wij spreken de taal van de straat, maar kunnen niet straffen, hooguit verdachte signalen doorgeven aan Dolf.’ ‘En wij,’ vult de meidenstraathoekwerker aan, ‘doen dit met onze meiden, bijvoorbeeld degenen die kwetsbaar zijn voor loverboys, wij begeleiden de meiden meer individueel.’
‘Dit gaat allemaal over de straat,’ merkt de OKT-hulpverlener op, ‘terwijl wij verbonden zijn aan scholen en gezinnen juist met huiselijke problemen helpen, zoals ruzies en vechtpartijen. Wij zien dat mensen de stap naar de hulpverlening vaak niet zetten uit angst dat hun kinderen uit huis geplaatst worden, maar wij kunnen dat niet. Wel kunnen we helpen de uit de hand gelopen ruzies te stoppen. Geloof me, bijna alle gezinnen waarbinnen zulke escalaties plaatsvinden, hebben uiteindelijk het beste met elkaar voor, maar schamen zich. Praten helpt. En geeft de meeste kans op stoppen van het huiselijk geweld.’
Last but not least
Lurkend aan zijn thee krijgt Dolf, als bijna iedereen is vertrokken, nog de meest persoonlijke vragen. Over een bevriende, depressieve buurvrouw, die zichzelf verwaarloost en opsluit. Dolf wil haar bezoeken. Haar buurvrouw: ‘Maar als ze je niet opendoet?’ ‘Dat komt goed, ik doe aardig en kom meestal binnen, desnoods samen met jou!’
‘Zo gaat het dus,’ zegt Dolf tegen Dwars, al terug wandelend naar het politiebureau. Ter hoogte van de moskee wordt de imam nog even gedag gezegd en bij de viswinkel aan de Pretoriusstraat loopt Dolf naar binnen om een buurtbewoner snel een hart onder de riem te steken. En zo is onze man eigenlijk nooit klaar. #
Carolien Gevers
Geef een reactie