Bron: #Dwars door de buurt – editie 210
Geleerden en straatnamen in de Watergraafsmeer – deel 9
Maria Sklodowska-Curie (1867-1934) heeft terecht een absolute heldenstatus. Haar overwinning van culturele en persoonlijke obstakels tezamen met haar wetenschappelijke prestaties gelden als lichtend voorbeeld in de emancipatie van de vrouw. Zij won de Nobelprijzen Natuurkunde (1903) en Scheikunde (1911), maar een derde Nobelprijs, die voor geneeskunde, had allerminst misstaan.
De Curiestraat kruist in de Watergraafsmeer de Linnaeusparkweg. Bij de AH-supermarkt is het helaas een wat onooglijk straatje, maar in oostelijke richting is de uitstraling gelukkig wel beter. In 1953 besloot de gemeenteraad een straat tussen de nieuw te bouwen vierlaags-flatgebouwen in Middenmeer-Zuid te vernoemen naar Madame Curie en haar man Pierre Curie (1859-1906). Hun beider vernoeming in één straatnaam lijkt haar te kort te doen en is wellicht het best op te vatten als enkel een eerbetoon vanwege de Nobelprijs Natuurkunde 1903, die aan hen beiden toegekend werd.
Vrij recent kreeg Madame Curie volkomen terecht een tweede vernoeming in de Watergraafsmeer met de Maria Sklodowska-Curiebrug, de fiets/wandelbrug over de Ringvaart van de Valentijnkade naar de Ooster-Ringdijk en het Science Park met daarin verwerkt een opvallende omhoogstekende oranje afsluitbare waterkering. Deze brug geeft symbolisch een mooi beeld: ‘via de brug die Maria Sklodowska-Curie geslagen heeft’ de wetenschap bereiken.
Nieuwsgierigheid
De Nobelprijs Natuurkunde 1903 werd in Frankrijk niet alleen aan Marie en Pierre Curie toegekend, maar ook aan hun landgenoot Antoine Henri Becquerel (1852-1908). Becquerel wordt ook met een straatvernoeming geëerd in de Watergraafsmeer, in de Don Boscobuurt opzij van de Kamerlingh Onneslaan dank zij een raadsbesluit van 1958. Becquerel kreeg zijn prijs voor ‘de ontdekking van spontane radioactiviteit’, terwijl Maria en Pierre Curie beloond werden voor ‘hun analyse van de ontdekking van Becquerel’.
Tegenwoordig roept de term radioactiviteit een associatie op met uiterst beladen namen als Hiroschima, Tjernobyl en Fukushima, en staat voor ‘gevaar’, ‘afstand houden’. Toen de term radioactiviteit destijds werd gemunt door het echtpaar Curie was uiteraard nog niets daarvan aan de orde. Wetenschappelijke nieuwsgierigheid naar het door Becquerel ontdekte maar onbegrepen stralingsfenomeen dreef Marie en Pierre Curie bij hun onderzoek.
Uraniumstralen
Becquerel kwam uit een negentiende eeuwse Franse ingenieursfamilie. Met zijn onderzoek probeerde hij fluorescentie, het fascinerende nagloeien van aan zonlicht blootgesteld materiaal te verklaren. De ontdekking van de destijds zeer mysterieuze X-stralen door Röntgen in 1895 (zie vorige Dwars) zette Becquerel in 1896 aan tot een serie nieuwe experimenten. Zonder dat hij daarnaar op zoek was, werd hij verrast door de straling die uraniumzouten continu spontaan uitzenden, zoals bleek uit een afdruk op een fotografische plaat. Becquerel sprak over ‘uraniumstralen’. Hij stelde vast dat zuiver uranium de meeste straling gaf, dus dat de gevonden straling een bijzondere eigenschap van uranium was.
De naam van Becquerel leeft voort in de natuurkundige eenheid van radioactiviteit. Zijn uraniumstralenonderzoek was van beperkte duur, maar Marie Sklodowska-Curie besloot in 1897 van de uraniumstralen haar promotieonderzoek te maken.
Clandestien
Maria Sklodowska was het jongste kind van hoogopgeleide Poolse ouders die Pools nationalistische sympathieën hadden. In die tijd stond Warschau onder bewind van de Russische tsaar. Zij en haar zussen leverden een enorme strijd. Ze kregen te maken met tegenwerking en met het vroege overlijden van hun moeder. Vrouwen werden niet toegelaten tot een instituut voor hoger onderwijs. Om toch kennis te verwerven studeerden zij aan een ‘clandestiene’ universiteit.
In 1891 voegt Maria zich bij haar zus en zwager in Parijs. Zij schrijft zich in bij de Université de Paris en verwerft in enkele jaren twee universitaire graden in de natuurkunde. In 1894 vindt zij werk bij onderzoek naar magnetische verschijnselen in metalen. Vanuit dit werk maakt zij kennis met Pierre Curie op wie zij grote indruk maakt als wetenschappelijk onderzoeker maar ook als persoon. Hij vraagt haar ten huwelijk maar Marie Sklodowska wil terug naar Polen.
Atoom niet ondeelbaar
Pierre Curie was al een gerespecteerd onderzoeker van elektrische en magnetische verschijnselen. Samen met zijn oudere broer, Jacques Curie (1856-1941), was hij de uitvinder/ontwikkelaar van meetapparatuur, met name de elektrometer, voor elektrische en magnetische verschijnselen op basis van het piëzo-elektrische effect. Bij dit effect gaat het om de elektrische spanning die ontstaat bij vervorming onder druk van bepaalde kristallen, bijvoorbeeld een kwartskristal. Maar ook het omgekeerde treedt op: elektrische spanning vervormt sommige kristallen; ook dat is piëzo-elektriciteit. Piëzo betekent druk in het Grieks. Piëzo-elektrische elementen vormen een belangrijke component in de elektronica van talrijke apparaten; denk daarbij aan druktoetsen, microfoons, luidsprekers en aan de afspeelkop van een platenspeler of het knipperen van de richtingaanwijzer van een auto, en nog veel meer.
Terug in Polen, wordt Maria Sklodowska tot haar frustratie als vrouw een positie aan de universiteit van Krakau geweigerd. Zij komt weer naar Parijs, huwt Pierre Curie en start haar promotieonderzoek. Bij dit onderzoek naar de ware aard van radioactieve straling is Pierre’s elektrometer een essentieel instrument om radioactiviteit te meten. Madame Curie komt dan tot de enorm revolutionaire hypothese dat uraniumatomen zonder interactie van buitenaf aan verval onderhevig zijn en dat Becquerel’s ‘uraniumstralen’ daarvan een uiting zijn. Het revolutionaire van die hypothese schuilt daarin dat een atoom – dat letterlijk in het Grieks ondeelbaar betekent – als allerkleinste deeltje van materie, toch uiteen zou blijken te vallen.
Tumorcellen
Voor dit onderzoek was uranium nodig dat beschikbaar komt vanuit uranium houdende gesteentes, delfstoffen zoals uraniniet. Madame Curie stelde vast dat zich in dat gesteente nog radioactiever materiaal dan uranium moest bevinden. Zo vond zij het element thorium, maar zij bleek korte tijd later niet de eerste die dit element identificeerde, een Duitse onderzoeker was haar twee maanden voor.
In 1898 vinden Madame Curie en haar echtgenoot, die zich inmiddels bij haar onderzoek aangesloten heeft, nog twee andere radioactieve elementen die zij een naam meegeven: polonium, als verwijzing naar het verdrukte Polen en radium als verwijzing naar de intense straling die dit afgeeft.
Tussen de stroom wetenschappelijke artikelen die de Curie’s publiceren waren er ook die verslag deden van blootstelling van kwaadaardige gezwellen aan radium, waardoor tumorcellen afsterven. Deze vondst leidde tot kankerbehandelcentra, ‘radiuminstituten’ in Parijs, Londen en Warschau.
Hulp oorlogsgewonden
Pierre Curie kwam in 1906 om bij een verkeersongeluk in Parijs. De universiteit van Parijs bood daarop Marie zijn leerstoel aan, die zij accepteerde.
De Nobelprijs Scheikunde (1911) werd aan Maria Sklodowska-Curie toegekend voor de ontdekking van de elementen polonium en radium.
In de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde Madame Curie voor het Rode Kruis mobiele röntgenapparatuur – die bekend waren als ‘petites Curies’ – voor diagnostiek te velde van de enorme aantallen slachtoffers van de loopgravenoorlog. Toekenning van een derde Nobelprijs aan Madame Curie, die voor de geneeskunde, was alleszins terecht geweest zowel vanwege de ontdekking en de organisatie van de radiumkankertherapie als vanwege de humanitaire diagnostische hulp aan oorlogsgewonden.
In 1934 overleed Madame Curie aan bloedarmoede, waarschijnlijk als gevolg van blootstelling aan radioactieve straling. Het jaar daarop werd de Nobelprijs Scheikunde (1935) toegekend aan de oudste dochter van het echtpaar Curie, Irène Joliot-Curie en aan haar man, Frédéric Joliot-Curie; beiden waren kernfysicus. De prijs werd hen toegekend ‘voor hun synthese van nieuwe radioactieve elementen’. De tweede dochter van de Curie’s, Eve, was gehuwd met de Amerikaanse diplomaat Henry Richardson Labouisse Jr. De Nobelprijs voor de Vrede (1965) werd toegekend aan Unicef en door Labouisse als Unicef-directeur in ontvangst genomen. #
Robert van Andel
Geef een reactie