Bron: #Dwars door de buurt – editie 250
Op De Nieuwe Ooster heeft het graf van de Molukse marineman Jacob Pattiasina een informatiebord gekregen van de werkgroep Stenen Archief. Bij de onthulling was niet alleen zijn familie maar ook stadsdeelbestuurder Jan-Bert Vroege aanwezig. Het bord is bedoeld als blijvend eerbetoon aan Jacob Pattiasina en de overige marine Molukkers. Zijn zoons Fred (81) en John (83) voelen zich trots en vereerd.

Jan-Bert Vroege is portefeuillehouder Diversiteit en De Nieuwe Ooster van stadsdeel Oost. ‘Begraafplaats De Nieuwe Ooster is een prachtig, groen wandelpark met veel verborgen verhalen. Deze verhalen vertellen samen de geschiedenis van Amsterdam en haar inwoners. Hier zijn alle rangen en standen, culturen en rituelen te vinden’, vertelt hij.
Niet alle verhalen zijn bekend bij bezoekers van DNO. Vroege: ‘De werkgroep Stenen Archief vertelt deze verhalen door middel van het plaatsen van informatieborden, zoals nu bij het graf van Jacob Pattiasina.’
Marine
Thuis aan tafel bij Fred Pattiasina is ook zijn broer John aangeschoven om het verhaal te vertellen van hun vader. Jacob Pattiasina (1911-1979) was in dienst van de Nederlandse Koninklijke Marine op de Molukken toen Japan in januari 1942 Ambon inviel. Pattiasina werd gevangengenomen en in verschillende interneringskampen vastgezet.
Fred: ‘Mijn vader was een lieve, rustige man. Hij was onderwijzer maar koos later voor de marine. Dat wilde hij zó graag dat hij twee jaar van zijn leeftijd afhaalde omdat hij iets te oud was. Eigenlijk is hij in 1909 geboren. Hij was korporaal muzikant bij het Koninklijke Marine Molukse Muziekantenkorps en speelde trompet. Door de jaren in gevangenschap waren zijn longen slechter geworden en is hij later overgestapt op de trommel want trompetspelen lukte niet meer.’
Na de oorlog werd het gezin Pattiasina herenigd en verhuisden ze naar Soerabaja. John: ‘Ik herkende mijn vader eerst niet en begroette hem met ‘dag oom’, zo spraken wij oudere mensen aan, met oom en tante. Mijn vader was nog steeds in dienst van de Nederlandse Marine. Door de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië konden Molukse militairen daar niet blijven, ze werden als Nederlanders gezien. Terug naar Ambon mocht ook niet.’
Atlantis
Begin 1951 scheepte het hele gezin Pattiasina in op de Atlantis, een Engels schip vol Molukse militairen en hun gezinnen. Fred: ‘We voeren naar Rotterdam. Zes weken op zee, het was voor ons kinderen één lange vakantie. We speelden met de andere kinderen aan boord, er was een bioscoop en zelfs een zwembad.’
John: ‘Ik weet nog dat we door het Suezkanaal voeren, mijn ouders kochten daar van een van de handelaren een kleed dat nog jarenlang bij ons thuis boven de schoorsteenmantel heeft gehangen.’
John was acht en Fred zes toen ze met hun ouders en broertjes en zusjes in maart 1951 in Nederland aankwamen. Het was koud, weten ze allebei nog. ‘Mijn moeder droeg een sarong, we liepen op slippers’, vertelt John. ‘Eerst werden we opgevangen in Arnhem en na een half jaar ging vader werken bij het Marine Opleidingskamp Hilversum. Veel van zijn collega’s gingen daar in de buurt wonen, maar dat wilde mijn moeder niet. Zij koos voor Amsterdam.’
Bos en Lommer
Fred: ‘We kregen een bovenwoning in Bos en Lommer. Mijn ouders bleven daar tot ze overleden, mijn vader in 1979 en mijn moeder in 1996. Het verblijf in Nederland zou aanvankelijk tijdelijk zijn, maar het is anders gelopen.’
John: ‘Onze situatie was heel anders dan die van de Knillers; mijn vader bleef in dienst van de Marine. Hij kon vroeg met pensioen en werkte later nog in een papierfabriek in Amsterdam. In onze familie waren ook KNIL-soldaten, zij raakten hun baan kwijt en werden in woonoorden geplaatst toen ze in Nederland kwamen. Toch zijn wij altijd goed met elkaar om gegaan, er was geen gedoe in onze familie.’
‘Wij zijn Nederlanders maar voelen ons Molukkers’, zegt Fred. Dat kan prima samen gaan, weet hij. ‘Op Ambon juicht iedereen met oranje vlaggen het Nederlands elftal toe. Voor ons als kinderen verliep de integratie heel natuurlijk. We gingen in Indonesië al met Hollanders om, mijn vader sprak Nederlands met ons, dus op school konden we gelijk meedoen en werden we geaccepteerd. Voor mijn ouders zal het anders geweest zijn. Mijn vader heeft nooit de hutkoffer uitgepakt. Die staat nu bij mijn zoon, het marinepak van zijn opa zit er nog in.’ #
Trudy Admiraal
Geef een reactie