Bron: onsamsterdam.nl
In dat gebouw had tramlijn 9 zijn remise. Van 1884 tot 1903 heette de tram hier nog DL, naar de lijn Dam-Linnaeusstraat. Sindsdien draagt hij nummer 9. (Inmiddels weet u -helaas- nummer 19).
Dat klinkt vanzelfsprekend, maar was het niet. Het Amsterdamse vervoerswezen bleef lang steken in draagkoetsen, toesledes en vigilantes. Ook de aanleg van spoorwegen kwam maar langzaam op gang. Het duurde tot 1839 voor de trein Amsterdam-Haarlem ging rijden. In hetzelfde jaar deed de paardenomnibus – een simpele door paarden getrokken kar op vier wielen – zijn intrede in de hoofdstad. Die reed nog niet op rails en werd pas een succes toen de passagiers op geregelde tijden konden opstappen. Geklaagd werd er natuurlijk ook, want de paardenomnibus was met zijn massieve wielen over hobbelige keien nou niet direct comfortabel.
Rails moesten de bipsen sparen. De eerste paardentram van de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij (AOM) reed in 1875. Het werd groots gevierd, want de stad onderkende het belang van een gedegen openbaar vervoersnet voor een groeiende welvaart. Haltes bestonden niet. Op elk punt kon je in- of uitstappen, een systeem dat in 1902 onder luid protest werd afgeschaft.
In 1893 kreeg lijn DL zijn eigen bijremise, gebouwd door Abraham Salm. In de bijremise boenden de conducteur en koetsier dagelijks de wagens en gaf de stalknecht de Ardenner paarden hooi, haver en maïs. De hoofdingenieur van de gemeentetram, J. Funke, woonde boven de stallen.
De in de remise gestalde Ardenner paarden werden goed verzorgd, zelfs beter dan de bestuurders en conducteurs. Gemiddeld deden de paarden drie uur dienst (in 1897 versleten ze gezamenlijk liefst 31.000 hoefijzers), terwijl het personeel van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in touw was.
In januari 1900 werd de AOM door de gemeente overgenomen. Nog die zomer reed de eerste elektrische tram het traject Leidseplein–Marnixstraat–Brouwersgracht, waarmee het einde van de paardentram werd ingeluid. De remise in de Linnaeusstraat trok nooit zoveel bezoekers als toen de paarden daar begin januari 1904 in de uitverkoop werden gedaan. Van heinde en verre kwamen handelaren en stalhouders naar de veiling en kochten de besten op voor bedragen tussen de ƒ 100 en ƒ 200.
Ondanks de elektrificatie was overigens de paardentram op de lijn Nassauplein-Sloterdijk nog enige tijd in bedrijf.
Grote delen van de tramremise werden in 1986 gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. Alleen het hoofdgebouw in neorenaissancestijl is blijven bestaan. De gevel met natuurstenen banden en blokken werd gerestaureerd. De showroom van de Verenigde Automobiel Bedrijven was in de jaren zeventig gevestigd in het hoofdgebouw.’
Rachida Azough
Peter van Oerle zegt
Peter van Oerle
Mijn opa, Piet van Duijvenbode, was verzorger van de paarden van de paardentram. De manege was bij het vondelpark. Zo rond 1875 werden de ijzeren sporen aangelegd voor de paardentram vanuit de vondelstraat. Hij kon van alles met paarden. Als we bijv liepen in de polder of de waddeneilanden dan maakte hij een apart geluid en direct kwamen de pazrden dan naar hem toe. Ze waren ook heel vrij met hem. Heel apart.