Bron: onsamsterdam.nl
Voor de 13-jarige Japie in Jan Mens’ roman Mensen zonder geld markeert molen De Gooyer de overgang van stadse gezelligheid naar de somberte van het armeluiswijkje Zeeburgerdorp.
Als hij eenmaal de houten brug naast de molen is overgestoken, moet hij nog het lange, donkere Zeeburgerpad aflopen waar hij “god noch goed mens tegenkomt”, terwijl de grote oude molen “met de wieken dreigend als reuzenvingers verstrakt in kramp” hem nastaart. Het is niet gek dat Jan Mens de molen uitkoos als markeringspunt. Ook al is in Japie’s tijd, de crisisjaren van de 20ste eeuw, de stad al lang buiten de oude stadswallen gegroeid waar De Gooyer oorspronkelijk lag, de molen op de Funenkade is een markante verschijning gebleven in het stadsbeeld en steekt met kop en schouders uit boven de omgeving: het is een van de hoogste molens van Nederland.
Zelfs Nederlanders kunnen zich niet helemaal losmaken van het cliché dat molens bij het platteland horen, maar De Gooyer is een echte stadsmolen, met bovendien een veelbewogen leven. Hij komt al in de 16de eeuw in de stadsannalen voor, maar huidige vorm en locatie schrijven het jaar 1725.
De Gooyer wordt dan als korenmolen herbouwd op een van de bolwerken aan de oostkant van de stadswal. In de omgeving lagen nog zeven andere industriemolens, waaronder een houtzaagmolen, twee vuilwatermolens, een boormolen (later cacaomolen) en een cementmolen. De langgerekte vorm, overgaand van vierhoek naar achtkant, heeft hij te danken aan een ingewikkelde ingreep, waarbij de gehele molen in 1814 werd geplaatst op de vierkante voet van de onttakelde vuilwatermolen die geen functie meer had toen de rand van de stad opschoof. Omdat De Gooyer zelf in de luwte van de nieuwgebouwde Oranje-Nassaukazerne was komen te liggen, bood deze verplaatsing annex verhoging een mooie oplossing.
In de loop van de eeuwen werden assen vervangen, wieken afgeslagen, houten roeden door ijzeren vervangen, sloeg de bliksem in, verving een gasmotor de werking van de wind en is de stelling afgebroken. Maar vanwege zijn historische waarde wordt de molen door de gemeente aangekocht en in 1930 gerestaureerd. In 1972 slaat de molen bij een zware storm op hol, waarbij as en wieken aan de razernij zijn overgeleverd. Maar ook die tegenslag komt de molen te boven.
De trotse De Gooyer is nu een van de 1000 molens die ons land nog telt (terwijl er in Nederland 100 jaar geleden nog zo’n 11.000 molens waren), maar hij is geen bedrijfsmolen meer. Er wordt gewoond, dat wel, net als voorheen. Want de molen is al die eeuwen bewoond geweest door de opeenvolgende molenaarsfamilies. En op mooie dagen draait de molen en kunnen terrasgangers aan de voet van de molen bij brouwerij Het IJ genieten van het oer-Hollandse geluid van het wentelen der wieken.
Bos zegt
Mijn opa is geboren in molen De Gooyer.
Jerry zegt
Mijn Opa werkte jaren in dit badhuis. Gingen hem vaak opzoeken en mocht dan naar de vogeltjes kijken. Aan de voorkant zat mijn opa vaak als hij ging eten of koffie drinken.