1951
Verteller: Was eigenaar van viskar Zeevishandel Zwaan, net als zijn vader en nu zijn zoon.
Appie Zwaan, al drie generaties het adres voor verse vis in Amsterdam Oost. Het begon met de handkar, nu verkopen ze uit een moderne viswagen. Je kunt hem vinden op de hoek van een straat in de Wetbuurt, Betondorp en bij de Beukenweg. (Hij is enkele jaren geleden overleden. Zijn zoon Ab staat nog steeds in de kraam).
Genen
‘Vis zit in onze genen’, zegt Ab Zwaan (78) trots. Ik kan niets anders en heb nooit iets anders gewild. Net als mijn vader, mijn ooms en nu mijn zoon.
Vader haalde zijn vis nog in Amsterdam bij de vissersboten aan de Ruyterkade. Hij verkocht het in de Indische buurt met een handkar. Een echte heer. Liep kaarsrecht en met zijn pak aan was het net een bankdirecteur.
Schaamte
Ab wijst naar zichzelf: ‘Ik was geen heer maar ik had wel een auto. De enige uit de buurt. Ik was achttien toen ik voor het eerst wegreed met een achterbak vol vis. Niet naar de stad want een ventvergunning was vanaf 21 jaar. De dorpjes rondom Amsterdam waren veiliger. In het begin vond ik het vreselijk om zo te schreeuwen langs de weg. Na een gil ging ik snel met rode wangen in mijn autootje zitten. Ik schaamde me dood maar later werd het leuker. Want ik kreeg de meeste aandacht van vrouwen als ik aan venten was. Mijn eigen vrouw heb ik ook zo leren kennen.’
Poliep
En schreeuw je nog wel eens? Ab knikt. ‘Nou en of. Soms als ik op de markt loop, kan ik het niet laten. Dan haal ik uit en dan zeggen de kooplui: kun je niet bij mij zo komen schreeuwen? Mijn volume hebben ze tegenwoordig niet meer, hoewel ik er een poliep van heb gekregen. Overbelaste stembanden, net als bij zangers. Froger had een geduchte concurrent gehad als ik net zo had kunnen zingen als ik kan schreeuwen. Maar ja, ik kan geen wijs houden.’
Gebakken vis
Hij kijkt opzij naar zijn vrouw Wil. ‘En toch blijft ze bij me, al 53 jaar.
Nadat ik haar leerde kennen, ben ik in Amsterdam Oost verse vis gaan verkopen. En vrijdag hadden we gebakken vis. Dan bakte Wil met mijn moeder scholletjes in de schuur. Waren ze achter in de tuin aan het bakken terwijl de klanten bij de voordeur stonden te wachten. Toen het te druk werd, verkasten we naar een loods. Die had geen verlichting dus parkeerde ik mijn auto daar op een schuin blok. Zo konden de koplampen in de pannen schijnen.‘
Viskar
Dat mocht zomaar van de Keuringsdienst van Waren? Ab lacht: ‘Ja hoor, en ook die oude Citroën bestelbus die ik zelf ombouwde tot viskar. Daarna werden de regels ten aanzien van hygiëne strenger.’ Er verschijnt een lichte frons op Ab’s voorhoofd. ‘Een goede kar is best duur tegenwoordig, maar we zijn er nog steeds.’
Verse vis
Dit in tegenstelling tot veel buurtwinkels in Amsterdam, merk ik op. Die zijn verdwenen door de opkomst van supermarkten. Hebben jullie daar geen last van? Ab schudt zijn hoofd, ‘Ik koop ook mijn levensmiddelen, groente en vlees bij de supermarkt. Prima kwaliteit en het scheelt in de portemonnee. Maar vis is een heel ander verhaal, daar moet je verstand van hebben. In IJmuiden komen iedere dag de vissersschepen binnen. De ene dag met verse vis, de andere dag met oud spul. Wij kopen alleen verse vis maar de supermarkten nemen het minder nauw. Ze kunnen het dan nog zo mooi vacuüm verpakken, je proeft en ruikt het. Daarom komen ze naar ons, ook al zijn we duurder. En vis is al niet goedkoop. Vroeger verkocht ik een kilo schol voor tien gulden, nu is dat al snel twintig euro.’
Rijk
Dat is veel geld. ‘En toch zijn we er niet rijk van geworden. Het is allemaal opgegaan aan dure viskarren en paarden.’ Hij grinnikt om mijn verbaasde gezicht. ‘Vis is niet mijn enige passie hoor, ik ben ook gek op draverijen. Ik heb nu geen paarden meer maar mijn zoon wel. Ook dat zal wel in onze genen zitten. Helaas stopt de lijn bij mijn zoon voor wat betreft paarden en vissen. De drafsport verdwijnt omdat er steeds minder wordt gegokt op dravers. En mijn kleinzoon van negentien mag dan wel Ab heten, hij ziet voor zichzelf geen toekomst in de viskar.’ Ab haalt zijn schouders op. ‘Ach ieder zijn eigen ding, we hebben in ieder geval rijk geleefd.’
Bert zegt
Stonden zijn broer of oom niet op de Dappermarkt in de jaren 60 een van hun woonde in de Sumatrastraat
Jo zegt
Die gebroeders Zwaan heb ik ook nog meegemaakt op de Dappermarkt. Het was wel familie maar hoe het precies zat weet ik niet. Ik heb nog van ze geleerd hoe ik bakbokkingen moest schoonmaken en bakken.
Jo Haen