Bron: onsamsterdam.nl – maart 2018
De hele Indische buurt liep uit om Carry Geijssen te huldigen met haar gouden Olympische medaille in Grenoble op de 1000 meter. Samen met haar ploeggenoten Stien Kaiser, Ans Schut en Elly van den Brom reed ze in een open calèche naar het ouderlijk huis aan de Kramatweg, begeleid door vijf muziekkorpsen. Daar was op het plantsoen tegenover het Flevopark een tent neergezet. Een defilé van zwaaiende buurtbewoners kwam langs. Alle kinderen van haar lagere school, de Anthonie van Diemenschool op het Javaplein, liepen mee. ‘Bravo Carry’, stond er op hun spandoek.
Op zaterdag 11 februari reed de 21-jarige Carolina Cornelia Catharina (Carry) Geijssen haar gouden race op de Olympische Spelen in Grenoble. Toegejuicht door het kroonprinselijk paar en minister Marga Klompé (van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk) was ze sneller dan de Russische Ljoedmilla Titova en de pas 16-jarige Amerikaanse Dianne Holum. Spontaan gaf prinses Beatrix haar een kus. De volgende dag toog burgemeester Ivo Samkalden naar de Kramatweg om de ouders van Carry – Hugo en Bep – te feliciteren. Het was dan ook de eerste gouden medaille die een Nederlandse schaatster – een Amsterdamse nog wel! – had binnengehaald. “Wat kan die meid van ons rijden, hè?”, zei had vader Hugo. Later won ze nog zilver op de 1500 meter. En op de 3000 meter greep Ans Schut uit Apeldoorn ook goud. Jammer was wel dat de ook uit Amsterdam afkomstige Elly van den Brom door een misslag in de eerste bocht het podium op de 500 meter net niet haalde.
Het Nederlandse vrouwenschaatsen was internationaal op de kaart gezet en had daarbij ook nog een Amsterdams tintje. Dat had alles te maken met de opening van de Jaap Edenbaan, eind 1961. Carry was er als tiener vaak te vinden, aanvankelijk op hockeyschaatsen. Toen ze met sinterklaas in 1963 hoge noren kreeg, viel haar snelheid meteen op. Nog geen maand later won ze een jeugdtoernooi, terwijl haar één jaar oudere zusje Beppie tweede werd.
Op het Nederlands kampioenschap in 1964 werd ze vierde, een jaar later tweede en in 1966 zelfs eerste. Daarna volgden nog twee tweede plaatsen, steeds achter de negen jaar oudere Stien Kaiser uit Delft, met wie ze dik bevriend raakte. Maar in Grenoble was ze Stien de baas gebleven. De wisselende weersomstandigheden speelden wel een rol op de open baan in Grenoble; zo moest Stien de 1500 meterrace rijden tijdens een regenbui met bobbeltjesijs.
Vrouwenkernploeg
In het verleden waren de schaatsers aangewezen geweest op natuurijs om te trainen en bleven de resultaten op internationaal niveau bescheiden. De stages in Noorwegen – die de schaatsers deels zelf moesten betalen – wogen daar niet tegenop. Henk van der Grift kon in 1961 wereldkampioen worden vooral dankzij zijn (tijdelijke) verhuizing naar Noorwegen. Vrouwen kregen van de schaatsbond KNSB lange tijd nog minder faciliteiten. Dat Rie Meijer uit Wormer eind jaren vijftig de beste Nederlandse schaatster van Nederland was, had alles te maken met het feit dat ze als verpleegster in het sanatorium in het Zwitserse Davos werkte en daar kon trainen. Rie liep overigens de Oympische Spelen in 1960 mis. Ze had meegedaan aan een kortebaanwedstrijd, waar premies te verdienen waren, en daarmee de amateurstatus verloren, vonden de keuzeheren.
Vier jaar later mocht Carry Geijsen ondanks haar snelle progressie niet naar de Olympische Spelen in Innsbruck, omdat ze te jong zou zijn. Diezelfde bobo’s van KNSB en NOC zagen ten onrechte ook niets in Stien Kaiser. In 1965 kwam dan eindelijk een vrouwenkernploeg tot stand, ondanks tegenwerking van de KNSB. Hun trainer ‘ome’ Piet Zwanenburg herinnerde zich in het gedenkboek van het bondsgewest Noord-Holland/Utrecht uit 1995: “Wat kostte het een moeite om de schaatsbond te bewegen enkele dames uit te nodigen voor een trainingskamp. Telkens werd me gezegd: ‘Piet hou nou eens op met dat gezeur. Die Stien van jou is al 25, daar kunnen we niets mee’.” Met subsidie van de ijsclubs en eigen bijdragen gingen ze naar Noorwegen om zich voor te bereiden op het wereldkampioenschap in het Finse Oulu, waar Stien Kaiser derde werd en Carry zevende.
Bonbonschaaltje
Die successen luidden het begin in van de internationale opmars van Nederlandse schaatsters. Stien Kaiser en Carry Geijssen werden in 1970 voorbijgereden door de Friezin Atje Keulen-Deelstra, in wie de KNSB ook niets zag: al 32 en moeder van drie kinderen. Ze konden niet om haar heen toen ze Nederlands kampioen werd en prompt won ze daarna het wereldkampioenschap. Een prestatie die ze nog tweemaal zou evenaren.
Vooraf aan haar triomftocht in de Indische buurt was Carry Geijssen nog op het stadhuis ontvangen. Burgemeester Samkalden gaf haar een zilveren bonbonschaaltje: “Je bent vandaag een beetje het kind van Amsterdam, dat met een prachtig rapport is thuisgekomen.” Het grootste cadeau moest nog komen: op de Kramatweg kreeg ze een roomwitte Volkswagen aangeboden door de voorzitter van het huldigingscomité A.J. Verdurmen. Weliswaar in bruikleen, maar toch. Een spontane inzamelingsactie in de buurt had genoeg geld opgebracht.
De gouden race in Grenoble was voor Carry het hoogtepunt van haar schaatscarrière. Door een hardnekkige rugblessure verminderden haar prestaties. In 1971 miste ze bij selectiewedstrijden op een haar na de kernploeg. Met steun van de gewestelijke bond en de Hardrijders Club Amsterdam werd ze toch afgevaardigd naar Inzell, waar de KNSB-trainers weigerden haar te coachen. Teleurgesteld en gebleseerd stapte ze van het ijs. Later trouwde en emigreerde ze met Jan Langkruis, een verdienstelijk wielrenner, naar Canada.
De huldiging in februari 1968 was ook voor de Indische Buurt een hoogtepunt: nooit eerder brachten de successen van een buurtbewoonster zo veel mensen op de been. Op de Insulindeweg stonden de mensen drie rijen dik; De Telegraaf schatte het aantal mensen op 40.000. Wat overdreven, waarschijnlijk. Maar de hele buurt was uitgelopen, dat is duidelijk.
Ome Piet
Bij de huldiging ontbrak trainer Piet Kranenburg. Hij was na aankomst op Schiphol meteen doorgereisd naar zijn woonplaats Rotterdam. Dat had niet in de laatste plaats te maken met uitlatingen van Carry Geijssen tegen journalisten, dat de vrouwenploeg graag een andere trainer wilde. Schaatstechnisch was hij geweldig, maar buiten de baan had je aan hem niets, liet ze weten, teleurgesteld dat ze niet geselecteerd was om de 3000 meter te schaatsen. Onder druk van de KNSB moest ze haar excuses aanbieden. Na het schaatsseizoen moest ‘ome Piet’, die het vrouwenschaatsen in Nederland aanzien had gegeven, wel opkrassen van de bond.
Ineke Kielema zegt
Heb ooit op de Jaap Edenbaan een handtekening gevraagd en gekregen!!