Bron: #Dwars door de buurt – editie 228
In de reeks Verborgen verleden over gebouwen en objecten in Oost en hun roemrijke verleden ditmaal Huize Frankendael, gelegen aan de Middenweg 72.
Huize Frankendael is de enig overgebleven buitenplaats in de Watergraafsmeer. Destijds liggen er langs de Middenweg tientallen buitenverblijven naast elkaar. In de Gouden Eeuw laten rijke Amsterdammers tot in de wijde omtrek van de stad prachtige landhuizen bouwen. Weg van de drukte van de stad is het op hun landgoed genieten van de natuur waar groente en fruit welig tieren. Daarnaast is de lucht in ‘De Meer’ een stuk gezonder dan in Amsterdam. Vooral ’s zomers stinken de grachten ontzettend naar riool.
De Watergraafsmeer is in 1629 ingepolderd, en het buiten dat we nu kennen onder de naam Frankendael is waarschijnlijk enkele jaren later gebouwd.
Na tweemaal een overstroming waarbij ‘De Meer’ volledig onder water komt te staan, koopt Izaak Balde in 1695 de hofstede en geeft de buitenplaats de naam Frankendael, vernoemd naar het protestantse toevluchtsoord Frankenthal van zijn grootvader in de Palts in Duitsland. Hij breidt het landgoed uit en rond 1733 heeft het huis het huidige aanzien: een hoog woongebouw met aan weerszijden lagere koetshuizen en stallen. Het huis is aan de buitenzijde gedecoreerd met versieringen in Hollandse Lodewijk XV-stijl, met krulwerk, festoenen en rocaillemotieven.
Aan de straatzijde staat een fontein met beelden van stroomgoden, gemaakt door de Amsterdamse beeldhouwer Ignatius van Logteren.
Omstreeks 1800 zet onder invloed van de economische malaise het verval van de Watergraafsmeer in. Alleen huize Frankendael blijft gespaard, de andere buitenplaatsen gaan geleidelijk tegen de vlakte.
Kluizenaarshut
Op een eilandje in het park staat een ruïne dat er minder vervallen uitziet dan op het eerste gezicht lijkt. Het is min of meer als zodanig gebouwd en is destijds een van de attracties van Frankendael. Het stenen bouwsel, dat vroeger een rieten dak heeft gehad, stelt een hermitage voor, ofwel een kluizenaarshut. Destijds ‘woont’ er een houten pop als kluizenaar, gekleed in monnikspij die door een mechaniek met z’n hoofd knikt én met zijn rechterhand wijst op een doodskist met het opschrift ‘Gedenk te sterven’. Een ingehuurde man bedient het mechaniek van de pop. Toentertijd diep verscholen in het park en overwoekerd door klimop heeft de hermitage voor de wandelaars iets verhevens en griezeligs tegelijk.
De ruïne is enkele jaren geleden gerestaureerd en de kwetsbare ‘heremiet pop van Frankendael’ is na veel omzwervingen beland in het Amsterdam Museum.
Van buitenplaats tot restaurant
Vanaf 1835 is het park gedeeltelijk opengesteld voor publiek. In korte tijd groeit Frankendael uit tot een veel bezocht park met theetuin die onder Amsterdammers zeer geliefd is. Een nieuwe eigenaar, de Koninklijke Nederlandsche Tuinbouw Maatschappij Linnaeus, sluit het park en de theetuin in 1866. Het park wordt dan een boomkwekerij en het huis een kantoor met eetzaal en bibliotheek. In 1882 komt het geheel in het bezit van de gemeente en maakt men er een stadskwekerij van. In het huis komen de kantoren en een tuinbouwschool. In 1957 wordt het de ambtswoning voor de stadsbouwmeester Ben Merkelbach. Zijn nazaten wonen en werken er tot 2004.
Het Stadsdeel besluit om Frankendael weer een publieke functie te geven. De tuin voor het huis knapt men op. Achter het huis wordt een quasi achttiende-eeuwse, symmetrische tuin aangelegd, met karakteristieke bloemperken, lage buxushagen en parterres. ’s Zomers is daar het terras van restaurant Merkelbach dat in het voormalige koetshuis is gekomen. En in het huis zijn prachtige zalen te huur voor vergaderingen en partijen. Ook kan daar getrouwd worden.
Verder is er de Frankendael Foundation die geregeld kunsttentoonstellingen organiseert. #
Méland Langeveld
Geef een reactie