Bron: Dapperbuurt.amsterdam
Door: Martijn Verkuil (2015)
Het ontstaan van de Dapperbuurt begint net buiten de toenmalige stadsgrenzen van Amsterdam (buiten de Muiderpoort). Daar ligt een buitengebied met boerderijen en een herberg waar handelaren kunnen vertoeven na sluiting Muiderpoort. Het vee van de handelaren kunnen buiten grazen. De herbergier melkt de koeien en in ruil mag hij de melk verkopen aan zijn klanten. De herberg wordt de Roomtuin genoemd en de veldjes de Roomtuintjes. Later wordt het ene uitspanning met pleziertuinen die vooral op zondag goed worden bezocht.
Stadsuitbreiding
Aan het eind van de 19e eeuw herleeft Amsterdam en is het toe aan uitbreiding. Voor het eerste sinds twee eeuwen wordt er buiten de Singelgracht gekeken. Van Niftrik maakt stadsuitbreidingsplannen maar die worden niet haalbaar geacht, het gebied van de Dapperbuurt kwamen in die plannen überhaupt niet voor. Het gebied net buiten de Muiderpoort trekt wel de belangstelling van architect N. Redeker Bisdom. Hij vraagt namens enkele grootgrondbezitters toestemming aan de gemeente om een straat van 500 meter aan te leggen tussen Oetewalerweg (thans Linnaeusstraat) en de nog te maken baan van de Oosterspoorweg. Zo begon in 1873 de aanleg van een straat die in 1875 de Wagenaarstraat werd genoemd.
Na de aanleg van de Wagenaarstraat krijgt N. Redeker Bisdom al spoedig toestemming om het hele gebied tot aan de Molenwetering vol te bouwen. Na de Wagenaarstraat wordt de Commelinstraat aangelegd. Een andere combinatie van grondeigenaars koopt in 1881 een deel van het gebied van de roomtuintjes op de hoek van de Oetwalerweg en de Buitensingel. Daar werd de Von Zesenstraat en Pieter Vlamingstraat aangelegd. Een jaar later werd de rest verkocht voor bebouwing. In 1873, toen men aanving met de aanleg van de Wagenaarstraat, komt van Niftrik met nieuwe plannen, deze keer ook voor de Dapperbuurt.
Evenals bij zijn plan voor de Indische Buurt wil hij ook in het midden van de Dapperbuurt een groot vierkant plein (een stuk groter dan het huidige Dapperplein). Van Niftrik valt dan inmiddels onder directeur van Publieke Werken J. Kalff die de visie van Niftrik voor de Dapperbuurt grotendeels volgt. In 1877 wordt het plan Kalff door de gemeente goedgekeurd.
Muiderpoortkwartier wordt Dapperbuurt
Door de ligging bij de Muiderpoort wordt de nieuwe buurt het Muiderpoortkwartier genoemd. De straatnamen worden vernoemd naar bekende historici met de Dapperstraat als het hart van de buurt. Al snel wordt de buurt omgedoopt tot de Dapperbuurt.
De buurt is een van de eerste stadsgedeelten die zijn ontstaan in de tijd van de Amsterdamse herleving. De Vondelstraat en enkele straten in de Pijp zijn nog iets ouder. De Dapperbuurt is in eerste instantie volledig tot stand gekomen door particulier initiatief want ontwerper van het uitbreidingsplan voor de nieuwe stad (J. Kalff) was net dat jaar aangenomen.
Gebouwd voor middenklasse, bewoond door arbeiders
De buurt was bedoeld voor de middenklasse en er zou dan ook voortuinen worden aangelegd en er waren brede trottoirs. De voortuintjes waren zelfs een van de voorwaarden die de gemeente had gesteld aan de aanleg van de straten. De voortuinen in de aangelegde Wagenaartstraat waren maar liefst vijf meter terwijl er nog steeds ruimte voor een breed trottoir was. De Molenwetering ( waar nu de Eerste van Swindenstraat ligt) was aanvankelijk bedoeld als gracht met kades waarlangs huizen met tuinen gebouwd zouden worden. De afstand tussen de huizen aan weerszijden zou maar liefst 65 meter tellen.
Ook deze grachtenhuizen zouden tuinen van 5 meter krijgen. Dit plan leek bij nader inzien niet erg rendabel en werd op 30 april 1890 gewijzigd. Met het oog op ziekteverspreiding vond de Gemeente het ook prima dat erg geen open water zou komen. Ook werd er besloten om met het aanleggen van de voortuintjes te stoppen. Hierdoor kregen de Tweede van Siwndenstraat, Pieter Nieuwlandstraat, Reinwardtstraat en Eerste van Swindenstraat geen voortuinen. Dat had te maken met het feit dat bewoners de tuintjes slecht bijhielden en het de buurt een slecht aanzien gaf.
De meeste voortuintjes werden in de loop der jaren gemeente-eigendom of werden bij de straat getrokken. Hoewel de buurt aanvankelijk gebouwd werd voor de middenklasse, is het toch verworden tot een echte arbeiderswijk.
Revolutiebouw
Door de snelle toename van de bevolking moesten er meer woningen worden gebouwd in de tweede helft van de 19e eeuw. Zo verrijzen er een aantal nieuwe buurten in 1875 waaronder de Dapperbuurt. Aannemers bouwen niet voor een opdrachtgever maar voor een anonieme markt. Zij konden voor het eerst (revolutie) krediethypotheken krijgen om hun bouwprojecten te financieren.
Aangezien er over de lening rente en aflossing moest worden betaald, was het financieel aantrekkelijk om het pand zo spoedig mogelijk op te leveren. Dat kwam de kwaliteit van de bouw zeker niet ten goede; deze zogenoemde revolutiebouw/speculatiebouw zorgde ervoor dat sommige woningen al instortten tijdens de bouw! In 1902 komt de woningwet die Gemeenten meer controle geven op de bouw maar het kwaad is dan al geschied in de Dapperbuurt.
Plan-Duyff
De situatie verslechtert na de oorlog wanneer door de grondwateroverlast de kelders doet onderlopen. Niet alleen vanuit de kelders komt het vocht de huizen binnen, dit gebeurt ook via lekke daken.
Een onhoudbare situatie en de gemeente komt op 17 maart met een bestemmingsplan (plan-Duyff) om de hele buurt plat te gooien en nieuwbouw te bouwen volgens de naoorlogse traditie van licht, lucht en ruimte (zoals de Bijlmermeer). Hiermee wilde de gemeente ook de concentratie aan lage inkomens tegen te gaan. Veel gezinnen verruilen de Dapperbuurt voor buitenwijken of overloopgemeenten als Purmerend, Hoorn, Lelystad en later Almere en de Haarlemmermeer waar nog wel ruime huizen en speelruimte is. Met het licht, lucht, ruimte plan van Duyff, wil de gemeente de gezinnen in de wijk behouden. De beoogde ruimte zou ten koste gaan van het aantal woningen; meer dan de helft zou verdwijnen.
De Dapperbuurt begin jaren zeventig volgens W.T. Duyff:
“De Dapperbuurt was één der eerste nieuwe buitenwijken, die in de negentiende eeuw verrezen. De woningdichtheid bedraagt er 185 woningen per hectare, de gemiddelde woningoppervlakte is 60m2. In 1971 telde de buurt 820 ‘halve woningen’ (voor- en achterwoningen). Het aantal inwoners, in 1909 25.370 zielen, was in 1971 tot rond 12.000 teruggelopen. Bouwvalligheid en woontechnische gebreken komen over de hele buurt verspreid voor, maar zijn het sterkste geconcentreerd in de zuidelijke en noordoostelijke delen van de buurt.
De helft van de ongeveer 5.200 woningen bevindt zicht in panden, die binnen afzienbare tijd wegens bouwvalligheid moeten worden gesloopt. Van de rest is ruim éénderde niet geschikt voor woningverbetering. De afstanden tussen de achtergevels- en in het zuidelijk deel van de buurt ook de afstanden tussen de voorgevels- zijn onvoldoende tegen hinderlijke inkijk van overburen en achterburen.
De straten staan overvol met geparkeerde auto’s en hebben daardoor hun betekenis als leefruimte verloren.
In veel panden is de begane grond in gebruik voor andere doeleinden dan wonen. Als gevolg daarvan zijn de binnenterreinen vaak aangetast door achteruitbouwen. Te klein gehuisveste bedrijven gebruiken het trottoir als magazijn of werkplaats. De voortuintjes, die oorspronkelijk het noordelijk deel van de buurt een aantrekkelijk karakter gaven, zijn op een enkele uitzondering na verdwenen. De wegens de door toenmende bouwvalligheid noodzakelijke ontruimingen en sloopwerkzaamheden hebben een bijzonder ongunstige invloed op het leefklimaat. Ook afgezien van de bouwvalligheid leiden de aangeduide gebreken aan woningen en de woonomgeving (die het meest klemmen voor gezinnen met opgroeiende kinderen) tot de noodzaak van vernieuwing.”
Eind 1970 werd de Sterke Arm opgericht door een aantal buurtbewoners. Deze actiegroep wilde dat buurtbewoners meer inspraak zouden krijgen in de vernieuwingsplannen van de gemeente. Tevens wilde zij dat de huren van nieuwbouw woningen betaalbaar zouden blijven voor de huidige bewoners (bouwen voor de buurt). Hoewel de groep aanvankelijk niet tegen nieuwbouw was, veranderde dat later en pleitte de groep ervoor dat het oude karakter van de buurt behouden zou blijven. Grootste vrees was een kaalslag waarbij de buurt plat zou worden gegooid. Via de wijkkrant Dappernieuws, wist de groep de buurtbewoners op de hoogte te stellen van de plannen van de gemeente en wist het zo draagvlak te creeeren voor hun acties. Dit leidde er uiteindelijk toe dat het plan-Duyff drastisch werd herzien. Door de de fundering kon echter maar een klein deel ongewijzigd blijven bestaan. Veel andere woningen overleefden de sloophamer dus niet maar de nieuwbouw kwamen wel beschikbaar voor de bewoners van de buurt zelf.
Bevolkingssamenstelling Dapperbuurt
De wijk zag ook een exodus van kleine middenstanders door de stadsvernieuwingen vanaf de jaren 70. In de plaats komt een andere middenstand terug: Surinaamse, Marokkaanse en Turkse winkeltjes vinden hun plek in de Dapperbuurt. Door het grote aandeel gastarbeiders kunnen zij een nieuwe afzetmarkt bedienen binnen de buurt.
Tegenwoordig is zo’n 46% nog autochtoon in de Dapperbuurt (2016) en is het aandeel niet-Westerse Nederlanders met een migratie-achtergrond een kleine 40%. De grootste groep daarvan heeft een Westerse migratie-achtergrond (27%) gevolgd door de groep met een Marokkaanse achtergrond.
Deze samenstelling wijkt niet erg af van het Amsterdams gemiddelde. De laatste jaren neemt het aandeel bewoners met een migratie-achtergrond af.
Buurttrends Dapperbuurt
Doordat Oud-Oost de laatste tijd is opgeknapt, zowel door de gemeente als ondernemers (zoals de Drie Wijzen Uit het Oosten) met nieuwe hippe tentjes is het stadsdeel populairder geworden. Over het algemeen is de sociaal-economische positie van de bewoners in de Dapperbuurt zwak. Maar zoals eerder aangegeven, stijgen de huizenprijzen en dit zorgt ervoor dat er een kapitaalkrachtigere doelgroep (veel nieuwstedelingen) hier naar een woning zoekt.
Woningcorporaties hebben de laatste jaren ook vrijgekomen huurwoningen in de verkoop gezet wat hier ook aan heeft bijgedragen. Verder is natuurlijk nog Oostpoort geopend en is het nabijgelegen Oosterpark gerenoveerd.
Gentrificatie
We zien daardoor ook in Oost het fenomeen van gentrificatie of ‘gentrification’ zoals het vaak in het Engels aangegeven wordt waarbij de lagere sociale klasse als het ware weggedrukt wordt door een kapitaalkrachtigere groep bewoners. De Dapperbuurt is nog geen Jordaan maar er is wel een duidelijke verandering te zien. Het doel van de Dapperbuurt was om woonruimte te bieden voor de middenklasse. Het werd echter een arbeiderswijk die al snel in verval raakte. Momenteel is er geen sprake van verval maar juist van het opknappen van de buurt. Mede hierdoor stijgen de woningprijzen zo hard dat het zelfs moeilijk voor de middenklasse wordt om hier nog te kunnen wonen.
Fietsen
Door de populariteit van de buurt, trekt het ook meer toeristen en neemt het verkeer toe. Ook het aantal inwoners neemt toe. In 2012 lag het inwonertal nog onder de 8000 en in 2016 stond de teller ruim over de 9000. Een parkeerplek voor je fiets vinden wordt daarom een steeds grotere uitdaging.
Criminaliteit
Bewoners voelen zich vaker onveilig (43%) dan gemiddeld in Amsterdam. Daarnaast is er ook veel jongerenoverlast: 25% van de bewoners geeft aan hier veel overlast van te ervaren (Amsterdam 12%). Het stadsdeel heeft inmiddels op een paar punten camera’s opgehangen zoals op de kruising van de Dapperstraat/Eerste van Swindenstraat en is er een buurtveiligheidsteam ingezet.
Overlast die bewoners als eerste zouden aanpakken
1. Rommel op straat
2. Rondhangende jongeren
3. Parkeerproblemen
4. Drugsgebruik of drugshandel
Geef een reactie