Bron: onsamsterdam.nl
De plannen voor de eind 19de eeuw aangelegde Oosterparkbuurt waren veelbelovend. Een vrij deftige wijk moest hier komen, maar het liep anders. De Maatschappij tot Exploitatie van Bouwterreinen wilde meer woningen bouwen en de huizen werden daardoor steeds kleiner en de straten smaller. Een wandeling rond het Oosterpark – van de Muiderpoort tot op de Weesperzijde – met buurtboekenschrijver Ton Heijdra.
Een wandeling door de rooms-rode Oosterparkbuurt
We beginnen de wandeling bij de Muiderpoort. De huidige poort verrees hier nadat de eerste – gebouwd bij de stadsuitleg van 1663 – in januari 1769 met veel geraas was ingestort. Wie de stad in wilde moest eerst een lange brug over de Singelgracht over, die ’s avonds om een uur of tien werd opgehaald om vreemde sujetten te weren. Reizigers die te laat kwamen hadden pech en moesten in een van de herbergen in de polder overnachten. Wie daarvoor geen geld had kroop soms aan de overkant onder de bomen in het Muiderbos om daar de nacht door te brengen. Hier, aan de huidige Mauritskade, staat nu het Koninklijk Instituut voor de Tropen, beter bekend als het Tropenmuseum. Het werd gebouwd in 1926 om de kennis over de Nederlandse koloniën uit te dragen en daarom zitten ook op het gebouw vele gebeeldhouwde ornamenten die vertellen over de Nederlandse koloniale geschiedenis. Velen waren tegen de komst van het gebouw, omdat het Muiderbos ervoor moest verdwijnen. De kranten spraken over een “bedreiging van het mooiste vogeloord van Amsterdam”.
Wij volgen de route die reizigers vroeger ook vaak namen en gaan links van het museum de voormalige Oetewalerweg, tegenwoordig Linnaeusstraat in. Links van de weg staat omringd door moderne bebouwing de toren van de in 1989 afgebrande hervormde Muiderkerk uit 1892. Aan de overkant ligt het Oosterpark, waar Nescio – die hier vlakbij woonde – als jongeman vaak met zijn vrienden heen trok: “Heele zomernachten stonden we tegen ’t hek van ’t Oosterpark te leunen en honderd uit te boomen.” De grond van het Oosterpark werd vanaf 1866 deels in beslag genomen door de Oosterbegraafplaats. Na de opening liet de gemeente er nog een onderzoek verrichten of de grond hier wel geschikt was om mensen te begraven. Het gerucht ging namelijk dat het grondwater hier zo hoog stond dat de lijkkisten op het water zouden drijven. Dat bleek mee te vallen. Wel moest de begraafplaats al in 1894, toen er meer dan 100.000 mensen waren begraven, weer worden gesloten. Op een groot deel van de begraafplaats en ten zuiden ervan kon toen naar ontwerp van Leonard A. Springer het Oosterpark worden aangelegd, waarin zo’n 35 jaar later ook een openluchtschool kwam. De laatste graven zijn pas kort na 1950 geruimd. De schrijver Maurits Dekker, die in 1896 in de ’s Gravesandestraat is geboren, ging hier regelmatig schedels zoeken om de meisjes van zijn klas schrik aan te jagen.
In de Oosterparkbuurt hebben veel schrijvers en kunstenaars gewoond, met name in het huis op Oosterpark 82, waar we voor komen te staan als we voorbij het park rechtsaf slaan. Dit is het Witsenhuis. Hier woonde van 1891 tot 1921 de schilder en fotograaf Willem Witsen. Zijn huis vormde een zoete inval voor de Tachtigers, die zich verzetten tegen de gezapigheid van die tijd. Belangrijke Tachtigers, zoals Herman Gorter, Frederik van Eenden en Lodewijk van Deyssel kwamen regelmatig bij Witsen over de vloer. Dichter Willem Kloos logeerde zelfs een tijd in het huis toen hij door alcohol overmand was en verzorging nodig had. In het huis had ook schilder en fotograaf George Breitner zijn atelier. Door zijn naaktmodellen had het huis een bedenkelijke reputatie. Het Witsenhuis heeft nog altijd een culturele uitstraling, want de vrouw van Willem Witsen heeft bepaald dat na haar dood alleen nog maar schrijvers in het huis mochten wonen. Vele bekende schrijvers hebben hier inmiddels gebruik van gemaakt.
Steeds minder deftig
Dit stuk Oosterpark (en de verderop gelegen Eerste Oosterparkstraat) heette tot 1895 het Oetgenspad, naar een 16de-eeuwse burgemeester die op zijn grond een sloot aanlegde vanaf de Amstel de polder in; het pad langs die sloot heette voortaan het Oetgenspad. Het lag midden in de Overamstelsepolder, een landelijk gebied met tal van slootjes. De toenemende vraag naar woningen zorgde er echter voor dat – net zoals in de aangrenzende buurten – bouwers hun oog op de polder lieten vallen. Om de bebouwing in goede banen te leiden liet het gemeentebestuur stadsingenieur J.G. van Niftrik een plan opstellen, dat hij in 1867 indiende en dat heel snel in een la verdween. Hij had het weer eens te groots aangepakt. In 1872 kreeg hij een nieuwe opdracht voor het gebied tussen de Amstel en de Zeeburgerdijk. Dit plan is veel pragmatischer en gaat uit van grote bouwblokken met af en toe een plein. Hoewel ook dit plan niet werd aangenomen, vormde het voor wat betreft de Overamstelsepolder wel de basis voor het plan dat de directeur van Publieke Werken, Kalff, een paar jaar later maakte. Daarbij bleven bestaande wegen zoals het Oetgenspad en de Oetewalerweg in tact.
De Oosterparkbuurt had volgens de ontwerpen een vrij deftige wijk moeten worden, maar de Maatschappij tot Exploitatie van Bouwterreinen wilde meer woningen bouwen en kwam met het voorstel om de bouwblokken minder diep te maken en een extra straat aan te leggen. Om toch wat allure te behouden werd het plan samen met architect Isaac Gosschalk en ingenieur Kalff aangepast en zo ontstonden de drie ‘parkstraten’ met meerdere pleinen.
Als we vanaf de Linnaeusstraat gezien de eerste zijstraat links nemen en de Kastanjeweg inslaan komen we op het Kastanjeplein. Hier stond van 1886 tot 1983 de Sint Bonifatiuskerk, met ruim 1800 zitplaatsen. Dit deel van de buurt was een echt katholiek bolwerk, want tot aan het volgende plein, het Eikenplein, bevatte het blok een klooster voor zusters Franciscanessen en ook nog de katholieke Barbaraschool voor meisjes (Eikenplein 1-5) en de Laurentiusschool voor jongens (Eikenweg 9). Op het Eikenplein zat ook nog een normaalschool, een soort voorloper van de pedagogische academie. Mede door toedoen van de kapelaans, die vele ontspanningsclubs oprichtten, kende deze wijk jarenlang een bloeiend rooms leven. De ontzuiling heeft hier begin jaren zestig en zeventig grotendeels een eind gemaakt. Vervolgens werd de kerk gesloopt, omdat die in slechte staat verkeerde. Op de vrijgekomen plek bevindt zich nu het Kastanjehof, een verzorgingshuis voor ouderen. Alleen de klok van de kerk is op een soort lichtmastconstructie op het Kastanjehof teruggeplaatst, naar verluidt omdat een van de omwonenden per se vanuit haar raam wilde kunnen zien hoe laat het was.
Via de Tweede Oosterparkstraat bereiken we het Eikenplein, waar we kunnen zien dat ook de protestantse gemeenschap niet stilzat. Hier stond sinds 1908 het gebouw van de Elisabeth Otter-Knoll Stichting. Dit was een tehuis voor meer gegoede oudere vrouwen, waar op tien protestantse vrouwen ook één katholieke vrouw toegang kreeg. Het gebouw werd wel het ‘kasteel’ genoemd, omdat het zo luxueus ontworpen was. Het verhaal gaat dat koningin-moeder prinses Emma er bij haar bezoek op 8 mei 1912 zelfs haar verontwaardiging over heeft uitgesproken. Het huis wordt nu bewoond door particulieren.
Even verder ligt tussen de Tweede en de Derde Oosterparkstraat het volgende plein, het Beukenplein. Hier gaan we rechtsaf naar de Eerste Oosterparkstraat. We staan nu in het hart van de Oosterparkbuurt en zien links het kolossale complex van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, een van de laatste grote ziekenhuizen dicht bij het centrum. Dit katholieke ziekenhuis werd op 4 november 1898 door de bisschop ingewijd. Het werd al snel te klein, waardoor het met nieuwe paviljoens moest worden uitgebreid. Veel van deze paviljoens zijn weer gesloopt omdat de gebouwen niet aan de eisen van een modern ziekenhuis voldeden. Vooral de sloop van het Mariapaviljoen stuitte op grote bezwaren van krakers en buurtbewoners. Hun protesten mochten echter niet baten. Er staat nu protserige nieuwbouw, met op de hoek van de Ruyschstraat een eveneens nieuw kapelletje in Romaanse stijl.
De bierhoek
We lopen langs het Oosterpark, waar we nog enkele markante gebouwen passeren. Op nummer 4-5 bevindt zich een oorspronkelijk doopsgezind, nu vrijgemaakt-gereformeerd kerkje. Het is oorspronkelijk door een hervormde stichting gebouwd als tehuis voor vrouwen en stond bekend om haar weldoenster Sandrina Geertruida Holthuysen. Schuin aan de overkant bevindt zich het jeugdhotel Arena, waar ook regelmatig popconcerten worden gehouden. Van oorsprong was dit het katholieke Sint Elisabeth-gesticht dat onderdak verleende aan ‘oud-wezen op leeftijd’.
Voorbij het kerkje slaan we linksaf de Tweede Boerhaavestraat in. Hier staat op nummer 80-82 een voormalig schoolgebouw dat nu drastisch wordt verbouwd tot opvanghuis voor daklozen. Het werd gebouwd in 1904 als Openbare Lagere School No. 104, later Boerhaaveschool genoemd. De schrijver en latere politicus Theo Thijssen, vooral bekend van het boek Kees de jongen, gaf hier les van 1905 tot 1921. Deze school en de buurt vormen het decor van zijn romans Schoolland en De gelukkige klas. Die gaan allebei over de klas van meester Staal, een onderwijzer waar duidelijk Theo Thijssen zelf in te herkennen is.
Op het Boerhaaveplein even verderop bevindt zich een voormalig badhuis, tegenwoordig verhuurd als muziekcentrum. Aan de noordkant van het plein, waar nu nieuwbouw staat, stond tot 1982 de Amstelbrouwerij. In Oost vloeide het bier eind 19de eeuw rijkelijk, want op de Weesperzijde zaten ook nog de Koninklijke Nederlandsche Beijersch Bierbrouwerij (sinds 1865) en de Deli-brouwerij (sinds 1885), die vooral vermaard was om z’n extra stout: “een gezondheidsbier bij uitnemendheid”. De Amstelbrouwerij zat hier vanaf 1870 en brouwde het voor Nederland tamelijk nieuwe ondergistende bier, beter bekend als pils. In de jaren dertig was de Amstelbrouwerij de grootste van het land, maar na de oorlog ging het bergafwaarts en werd zij overvleugeld door Heineken. In 1968 nam Heineken de Amstelbrouwerij zelfs over, hoewel het merk Amstel bleef bestaan. De brouwerij aan de Mauritskade was hard aan modernisering toe, maar omdat de fabriek helemaal omsloten was door huizen, bestonden hiervoor weinig mogelijkheden.. Daarom besloot Heineken om de brouwerij te verplaatsen naar een van haar moderne vestigingen elders in Nederland. De buurt was verdeeld over het vertrek. Sommige bewoners waren blij dat ze van de overlast, en dan met name de grote vrachtwagens, waren verlost; anderen hadden problemen met het verlies van de 800 arbeidsplaatsen. Na de sluiting werd het terrein verkocht aan de gemeente, die hier in overleg met de buurt een nieuwbouwplan ontwikkelde. Op twee panden na werden alle gebouwen van de brouwerij gesloopt.
We lopen om het plein heen en vervolgen de Tweede Boerhaavestraat – het oude Oliphantspad – naar de Wibautstraat. Hier stond van 1843 tot 1939 het Weesperpoortstation, het eindpunt van de Rhijnspoorlijn naar Duitsland. Naarmate het treinverkeer toenam, waren de slagbomen hier zo vaak gesloten dat er geregeld lange files stonden. De bewoners van Oost klaagden steen en been. Uiteindelijk leidde jarenlang protest ertoe dat de regering, gemeente en spoorwegen in 1931 overeenkwamen dat het spoor in heel Oost (dus ook bij de huidige Populierenweg) zou worden verhoogd, zodat er viaducten konden komen. Bovendien werd het Weesperpoortstation en het ernaast gelegen stationnetje van de Gooische Stoomtram in 1939 opgeheven.
Op de plek van de oude spoorlijn werd na de oorlog de Wibautstraat aangelegd. Het was de bedoeling dat hier vooral kantoren kwamen omdat deze een bijdrage konden leveren aan de economische opbloei van de stad. Aan het begin van de straat verrees het kantoor van de Raad van Arbeid en daartegenover het Rijksbelastingkantoor. Na de vestiging van enkele kranten in de straat kreeg de straat de bijnaam ‘Fleetstreet aan de Amstel’. Eind jaren zestig begon het gemor. Het was de tijd dat grootschalige projecten verzet gingen oproepen en bewonersgroepen gingen zich actief met de ontwikkeling van de Wibautstraat bemoeien. Plannen van het Philips Pensioenfonds om de huizen in de Eerste Oosterparkstraat te slopen en er een groot hotel te bouwen werden tegengehouden: er verrezen nieuwe huizen. Na een jarenlange discussie ligt er nu een plan Wibaut-as om de straat weer aantrekkelijk te maken.
Joden en socialisten aan het biljart
Als we de Wibautstraat oversteken en de Eerste Boerhaavestraat vervolgen kruisen we de Swammerdamstraat. Voor de oorlog was dit een echte joodse straat. Meyer Sluyser beschrijft hoe mensen uit de oude jodenbuurt rond het Waterlooplein stoutmoedig “de brede wateren van de Mauritskade” overstaken om zich in de buurt van het Weesperpoortstation te vestigen. Siegfried E. van Praag noemt in zijn boek De oude Darsjan deze wijk “de eerste burgeruitleg van de jodenbuurt”. Het ruikt hier naar “het sjabbath-eten, naar vers gezette koffie, naar doorde-weekse-soep-met-parel-de-gort”. Er zijn diverse koosjere winkels waar men matzes en gemberbolussen kan kopen en in de onderstukken van de huizen zijn enkele sjoels gevestigd.
We lopen door naar de Amstel, waar onze wandeling eindigt in café De IJsbreker op de Weesperzijde. Al in 1717 stond hier een herberg waar vandaan de schuiten naar Weesp, Muiden en Naarden vertrokken. Op winterse dagen was het ook het vertrekpunt voor een ijsbreker. Voortgetrokken door een groot aantal paarden en gevolgd door een vloot van leggers ging de colonne zuiver water halen in de Vecht. Er wordt wel beweerd dat men bij zeer zware vorst halverwege omkeerde en vervolgens half vervuild water terugbracht. De herberg werd eind 19de eeuw gesloopt en vervangen door een café met splinternieuwe Wilhelmina-biljarts. Schrijver Israël Querido kwam er regelmatig. Hier loopt alles door elkaar, schrijft hij in Van het groene laken: “jood, christen, katholiek, protestant, vrijdenker, socialist, anti-revolutionair, juwelier en werkman”. Het café was kort na 1900 ook zeer populair bij jonge socialisten. In Oost zorgde vooral het joodse volksdeel ervoor dat de SDAP grote aanhang had. Troelstra werd in dit kiesdistrict in 1902 gekozen voor de Tweede Kamer en Henri Polak voor de gemeenteraad. In Kiesdistrict III woonden veel SDAP-politici. P.L. Tak, hoofdredacteur van partijdagblad Het Volk, en raadslid F.M. Wibaut woonden beiden op de Weesperzijde. In café De IJsbreker werd door de socialisten onder menig potje bier wat afgediscussieerd. De emoties liepen daarbij soms hoog op. Een aantal marxisten, onder wie bewoners uit Oost zoals David Wijnkoop en Sam de Wolff, wilden een meer strijdbare opstelling van de partij. Zij gingen tot ongenoegen van de partij het blad De Tribune uitgeven. Binnen de SDAP werden zij wel spottend ‘de IJsbrekerkliek’ genoemd. P.L. Tak wist hen nog wel te matigen, maar na zijn plotselinge dood op 24 augustus 1907 liep het conflict geheel uit de hand. In 1909 trad een scheuring in de partij op en onder leiding van enkele jonge socialisten uit Oost werd een nieuwe partij opgericht: de Sociaal Democratische Partij, de latere Communistische Partij van Nederland.
Café De IJsbreker is nog steeds een populaire ontmoetingsplaats. Nu echter vooral voor muziekliefhebbers. De toekomst van het café is echter ongewis, nu er een geheel nieuw muziekcentrum komt op de Oostelijke Handelskade.
Ton Heijdra
Ton Heijdra is schrijver van ondermeer Stomweg gelukkig in Amsterdam-Oost (met Max Popma) en Darren en Werkbijen.
Geef een reactie