Bron: #Dwars door de buurt – editie 239
Het gebouw van Boost in Transvaal, vrijhaven voor nieuwkomers die naar Nederland zijn gevlucht, ademt gastvrijheid. De eerste kennismaking voelt als thuiskomen. ‘Ik dacht meteen: wow, wat een welkom.’
Het gonst van de activiteiten in het karakteristieke poortgebouw met de gele en blauwe kozijnen in de Danie Theronstraat. Het Taalcafé puilt uit, aan alle negen tafels wordt Nederlands geoefend onder begeleiding van een taalcoach. Her en der in het kruip-door-sluip-doorgebouw krijgen plukjes nieuwkomers Nederlandse les of worden bij hun huiswerk begeleid. In de gymzaal op de derde verdieping leggen vrouwen de eerste meters op een fiets af. Op de begane grond repareren een paar mannen fietsen.
Gratis lunch
Bij Boost kun je terecht voor kickboksen, computerles, voetballen, Engelse les, een naaicursus, kung fu en nog veel meer. In het gebouw vindt een tiental verwante organisaties als Dokters van de Wereld en Steunpunt Vluchtelingen onderdak. Bezoekers kunnen ook daar op gezette tijden aankloppen.
In de keuken klinkt gekletter van soepkommen en lepels. Er hebben zojuist honderd mensen geluncht. Lobia stond op het menu, Iraanse bonensoep, de rij slingerde tot aan de voordeur. Boost serveert dagelijks een gratis lunch voor de deelnemers. De enkeling die alleen voor het eten komt, wordt vaak met succes verleid mee te doen aan een activiteit.
Samen verantwoordelijk
Boost is vijf dagen per week open van 9 tot 5, draait op 150 vrijwilligers en elf betaalde krachten en leeft van subsidies en donaties. Het heeft dagelijks rond de 120 deelnemers over de vloer; met status, ongedocumenteerd, iedereen is welkom, er zijn geen formaliteiten, geen registratie, je bent binnen en doet mee.
Directeur Karin Arendsen: ‘Veel Amsterdammers willen nieuwe stadgenoten helpen om hun weg in de maatschappij te vinden. Integratie is een gedeelde verantwoordelijkheid van de samenleving. Naast alle professionals met wie nieuwkomers te maken krijgen is het waardevol dat ze op een gelijkwaardige manier optrekken met locals.’
‘Wat wil je doen?’
Gelijkwaardigheid is een sleutelbegrip bij Boost, dat zeven jaar geleden is opgericht door bezorgde Amsterdammers. Arendsen: ‘Iedereen hier wordt op zijn talenten aangesproken, deelnemers en vrijwilligers. Onze insteek is: leuk dat je er bent, wat zou je willen doen? Wij zijn een plek om vrienden te maken, de taal te oefenen, vaardigheden aan te leren en kennis op te doen.’ De aanpak van Boost ondervindt veel weerklank, het krijgt werkbezoeken uit binnen- en buitenland.
In het Taalcafé zit taalcoach Bram Doornbos met vijf mannen rond de tafel, een Syriër, Tunesiër, Turk, Iraniër en een Oegandees. Om de beurt kiezen zij een woord uit de lijst met tweeduizend meest gebruikte woorden, waarmee ze een zin moeten maken. Bram schrijft die zoals hij hem gedicteerd krijgt op een whiteboard dat op tafel ligt.
Er volgen levendige discussies over enkelvoud, meervoud en de volgorde van woorden, waarna Bram de zinnen verbetert. Als het bord vol is en de fouten zijn gecorrigeerd, maken de deelnemers een foto, zodat ze het geleerde nog eens kunnen nalezen.
Halve smart
Doornbos stapte vorig jaar zomer bij Boost binnen, draaide een keer proef en is niet meer weggeweest. Elke dag zit hij in het Taalcafé ‘terwijl hij gewoon boer is’, zegt de taalcoach die afgestudeerd is aan de hogere landbouwschool in Leeuwarden.
De ijver en waardering van en vriendschap met de nieuwkomers ontroeren Doornbos. ‘Ze doen er alles aan, ze slurpen het op. Het doet soms zeer om ’s middags naar huis te gaan. Gedeelde smart is halve smart, gedeeld vertier is dubbel plezier. Het is één grote familie.’
Helm en schort
Met al zijn ledematen en een rijk arsenaal aan gezichtsuitdrukkingen verbeeldt Kees Taat de woorden die hij nadrukkelijk articulerend uitspreekt. ‘Ik zit.’ ‘Ik sta op.’ ‘Ik loop naar de tafel.’ De 22 deelnemers herhalen elk woord.
In het midden van het Taaltheater staat een tafel met de meest uiteenlopende attributen: van een voetbal tot een afwasborstel, feestmuts en schuimspaan. Een man en vrouw bombardeert hij tot echtpaar; hij krijgt een bouwhelm, zij een keukenschort.
Taat vraagt hoeveel kinderen ze hebben. ‘Drie,’ zegt moeder. Twee kinderen krijgen een knuffel toegeworpen, de derde een voetbal. ‘Hoe oud zijn ze?’ vraagt Taat. De leeftijden corresponderen niet met de knuffels, wat tot grote hilariteit leidt. Het biedt stof genoeg om een trits woorden te oefenen. In het volgende rollenspel introduceert Taat een baas, die krijgt een hoofddeksel opgezet dat een afdankertje van een harmonie zou kunnen zijn.
Vrees voor praten
Aan het eind laat Taat de deelnemers alle voorwerpen aan elkaar doorgeven terwijl ze die moeten benoemen. Het doorgeven stokt geregeld en zit iemand met een pepermolentje, een rubberen ei, een glas en een paraplu op zijn schoot. Het is een vrolijke afsluiting van de les.
Taat: ‘Door de ontspannen sfeer worden de deelnemers over hun vrees heen geholpen en praten ze makkelijker. Ik hoor vaak dat ze door het taaltheater Nederlands hebben leren spreken.’
Zetje nodig
Dat geldt in elk geval voor Subhi Almatroud, die door het taaltheater zijn schroom heeft overwonnen en het tot deelnemerscoördinator heeft geschopt. ‘Ik heb ook veel geleerd van mijn taalcoach. Niet alleen de taal, ook veel over de Nederlandse politiek en cultuur. Hij nam me overal mee naartoe. Ik heb nog dagelijks contact met hem.’
Almatroud vluchtte in 2016 met zijn moeder en drie zussen van Syrië naar Nederland. Via een kennis van het azc belandde hij bij Boost. ‘Ik dacht meteen: wow, wat een welkom. Wonen in een totaal ander land vraagt veel van je. Je moet durven, velen hebben een zetje nodig. Als je weer buiten staat, ben je in een hardere wereld. Bij Boost krijg je tijd om te landen.’ #
Jaap Stam
Geef een reactie