Bron: onsamsterdam.nl
De Muiderpoort staat op instorten! Eind januari 1769 verspreidde het gerucht zich door de stad. Dagboekschrijver Jacob Bicker Raye vermeldde op de 25ste dat de poort al enige dagen aan het verzakken was, drie dagen later dat het hele bouwwerk mét een flink stuk vestingmuur in elkaar was gezakt. De poort bleek van de fundering te zijn gegleden; kennelijk was er slecht onderheid. De halve stad liep uit om de scheve Muiderpoort te zien. Er moet bij de bouw gerommeld zijn door aannemers, zoveel lijkt zeker.
Er was haast geboden toen in de jaren zestig van de 17de eeuw de grachtengordel werd doorgetrokken van de Leidsegracht tot het IJ, de zogeheten Vierde Uitleg. Met Engeland werd de ene na de andere oorlog uitgevochten, weliswaar op zee, maar toch. De ommuring van de stad met bastions op geregelde afstand en een Singelgracht moest bescherming bieden. Achter de wal lag de Lijnsbaansgracht, die behalve een militair obstakel ook handig was bij de aanleg van de wal en de ommuring. De gracht was daarom eerder gegraven. De grond werd in de wal verwerkt en het verdere bouwmateriaal kon over het water worden aangevoerd. Extra aandacht kregen de plekken waar bestaande wegen – naar Haarlem, Leiden, Utrecht en het Gooi – de stad bereikten, want een eventuele vijand zou het wel uit zijn hoofd halen om over drassige weilanden de stad te benaderen. Daar kwamen dus militair versterkte poorten; enkele kleine poorten gaven toegang naar het buitengebied.
Muiderbosje
De Muiderpoort was de eerste poort die bij de stadsvergroting werd gebouwd. Stadsarchitect Daniël Stalpaert had de leiding over de aanleg van de nieuwe omwalling, maar liet veel aan zijn ondergeschikten over. Stadstimmerman Gerrit Barentsz Swanenburgh was een van hen. Hij was de baas van de timmerlieden in stedelijke dienst en moest ook toezien of de door de ‘stadsfabriek’ uitbestede bestekken nauwgezet werden uitgevoerd. Swanenburgh was het die de Muiderpoort ontwierp. Uit bezuiniging werden de Weesper- en Utrechtsepoort identiek uitgevoerd, zij het zonder de dure natuursteen. Alleen de Leidsepoort kwam van Stalpaert zelf. In het voorjaar van 1663 begon de bouw van de Muiderpoort, najaar 1666 was het werk af; de Singelgracht tot de Nieuwe Vaart lag er toen al twee jaar.
Het lijkt erop dat Swanenburgh als opzichter was tekortgeschoten. Er waren veel aannemers bij betrokken, hij kon het allemaal niet bijbenen. Een jaar na de voltooiing van de Muiderpoort nam hij ontslag, om in 1669 op 64-jarige leeftijd te overlijden. Al in 1678 stortte een deel van de muur ten zuiden van de poort over een lengte van 75 meter in. De poort zelf was in bouwkundig opzicht eerder functioneel dan fraai, maar had door zijn ligging wel enige allure. Wie van buiten de stad over de Oetewalerweg (nu Linnaeusstraat) naderde, passeerde eerst het Muiderbosje aan de overzijde van de Singelgracht tegenover de poort. Die weg was in 1667 rechtgetrokken om vrij zicht te geven voor eventueel kanonvuur vanaf het bolwerk ten noorden van de poort. Wie de lange brug over wilde moest een buitenpoort of hamei passeren, die elke avond gesloten werd. De stenen brug werd onderbroken door twee ophaalbruggen en halverwege stond een accijnshuisje om het poortgeld en stedelijke accijnzen te innen.
Slaande trommels
Het stadsbestuur verkoos een geheel nieuwe poort boven opkalefateren van de oude. De herbouw kwam in handen van Cornelis Rauws, sinds een jaar de ‘directeur-generael van stadswerken en gebouwen’, zoals de hoogste gemeentelijke bouwbaas sinds een reorganisatie in 1746 officieel heette. Net als zijn voorganger Gerard Frederik Maybaum (ook wel Mayboom of Meyboom gespeld) was hij van huis uit militair-ingenieur.
De verse stadsbouwmeester zette er vaart achter. Na de afbraak van de bouwval werd er eerst degelijk onderheid: maar liefst 3563 heipalen gingen er de grond in voor de nieuwe poort en de nieuwe brug. Al in december 1769 kon het opmetselen beginnen. En op 19 maart 1771 tekende Jacob Bicker Raye in zijn dagboek aan dat voetgangers van de poort gebruik konden maken. Die was niet af: er moest nog een geprefabriceerd houten torentje op. In de balken van de torenopbouw staan nog altijd de Romeinse cijfers gekerfd die het in elkaar zetten moesten vergemakkelijken. Op 1 mei 1771 was de officiële opening van de nieuwe Muiderpoort. “Onder een onbegrijpelijke toevloet van menschen” werd ’s avonds de poort feestelijk gesloten, terwijl een burgercompagnie zorgde voor “musiek en vliegend vaandel als slaande trommels”, zag Bicker Raye.
Rauws schepping oogstte algemene bewondering. Stadshistoricus Jan Wagenaar vond haar “ongelyk fraaier dan eenige andere Stads-Poort”. Qua stijl greep de 34 meter hoge poort terug op het Hollands classicisme (Jacob van Campens stadhuis op de Dam), maar met zwierige Franse invloeden. De stad was een sierlijk bouwwerk rijker. De architect kwam een jaar later bij de noodlottige brand van de Stadsschouwburg op de Keizersgracht jammerlijk om het leven bij het redden van mensen. Hij was ongehuwd en net 36; zijn moeder kreeg van het stadsbestuur een uitkering wegens zijn heldendood.
Hekkepoortje
De Muiderpoort verloor in de 19e eeuw eerst zijn militaire functie en vervolgens die van de belastinginning. Maar zij werd gelukkig niet afgebroken, zoals de andere drie militaire poorten van de Vierde Uitleg: de Utrechtse-, de Weesper- en de Leidsepoort. Het gebouw kreeg verschillende bestemmingen, zoals een politiepost en een sectiepost van de afdeling Beplantingen. Van 1945 tot 1963 had beeldhouwer Jaap Kaas – bekend van dierenbeelden in Artis – er zijn atelier. In dat jaar werd de poort gerestaureerd en verbouwd tot kantoor van het wetenschappelijke International Bureau of Fiscal Documentation. Dat bleef er tot 2001, waarna de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs er introk na een grondige renovatie van het interieur onder leiding van architect Hans Kodde, met veel aandacht voor de historische details.
Het in 1903 verwijderde ‘hekkepoortje’ herrees in 1938 als toegang van het Flevopark. Het Muiderbos maakte plaats voor het Tropeninstituut en wandelen kan nu in het Oosterpark, dat deels is aangelegd op de Oosterbegraafplaats, die hier in 1864 opende en dertig jaar later alweer sloot.
Bouwfraude uit de Gouden Eeuw leidde tot de ondergang van de eerste Muiderpoort. De stad kreeg er wel een architectonisch juweeltje voor terug.
Plaquette Cornelis Rauws
Aan de stadszijde van de Muiderpoort is een plaquette aangebracht ter nagedachtenis van de architect, Cornelis Rauws. Het herinneringsteken is er gekomen op initiatief van zijn verre familie, die op 11 mei 1972, twee eeuwen na de noodlottige brand van de Stadsschouwburg op de Keizersgracht, hem eerde door een lauwerkrans aan de poort te hangen. De bronzen plaquette volgde. Het is niet ondenkbaar dat Rauws bij de brand mede handelde uit schuldgevoel. Onder zijn leiding was de schouwburg korte tijd eerder verbouwd, waarbij de deuren naar binnen opengingen, wat noodlottig bleek toen er paniek uitbrak bij de brand.
Geef een reactie